Het Nederlands, dat is op zich een prima taal. Volgens het Instituut voor Nederlandse Lexicologie hebben we meer dan een miljoen woorden tot onze beschikking. Daar kun je dus wel wat kanten mee op. Niks te klagen.
Dat gezegd hebbende, vrijdagavond zat ik in de trein. Ik moest van Amsterdam naar Grou, een reis die uiteindelijk twee en een half uur duurde en ook nog via Utrecht ging, door een aanrijding bij Baarn.
De NS is behoorlijk goed bezig de laatste tijd. Ik reis al een poosje heen en weer tussen Utrecht en Amsterdam en ik kan me een tijd herinneren dat de weken bezaaid lagen met bladeren op het spoor, vierkante wielen, bevroren wissels, zelfmoordenaars, blikseminslagen en gebroken bovenleidingen. Hoor je niet veel meer over. Ook hier niks te klagen.
*klopt een en ander fanatiek af*
Dus op vrijdagavond dacht ik: aanrijdinkje bij Baarn, overkomt de besten, gaan we toch via Utrecht, gaat goed komen, here we go, lekkerprima.
Toen nestelde zich naast me een blond meisje van krap twee meter. Ze pakte haar telefoon en begon er hard in te schreeuwen. Bleek dat ze Gronings was en naar de heimat ging. Ze bulderde de hele wagon bij elkaar, maar echt gekke dingen zei ze niet. Maar haar accent, dat trof me.
En nu kan ik wel proberen dat accent te beschrijven, een poging doen om weer te geven wat het was dat me dwong te luisteren naar wat ze zei – nog los van de decibels, maar zó rijk is de Nederlandse taal nou ook weer niet. Zo kwam ik erop.
Nou goed, om een beetje een idee te geven: heel veel zinnen begonnen met ‘Ja, hooi!’-achtige klanken. Ze werden door het enorme meisje uitgesproken alsof ze voor een volle biertent Bennie Jolink imiteerde. Oerend hard dus.
Voor me vrat ondertussen een mevrouw een zak snoep leeg. Ze maalde en maalde en ging maar door. Aan de zoete geur van winegum, schuimblokken, zuurmatjes en smurfen kon ik niet ontsnappen, maar aan het geluid wel.
Ik zette mijn iPod aan (weer een fijn album van tenminste twee decennia oud) en was verdwenen. Op reis in mijn eigen wereld.
Je hebt mensen die afgeven op de mp3-cultuur. Iedereen zou er door in zijn eigen wereld leven. De sociale cohesie zou verdwijnen. En zo verder. Maar zittend in de trein naast een bellende terrorGrunnse en tegenover een industrieel snoepverwerker kun je het fenomeen portable audio toch alleen maar beschouwen als een geniale heldenuitvinding. Oh zo.
Zo boemelde ik via Utrecht, Amersfoort en Zwolle langs allemaal plaatsen waarvan ik de naam niet ken en die ik in het donker ook niet kon zien. De zak snoep stapte uit, de belbundel stapte over en ik zat waar ik zat, en dacht aan allerlei bijvoeglijke termen die de Nederlandse taal voor dit soort avonden kent.
Verrukkelijk, onder andere.
.
maandag, december 15, 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten