Sint Piterdei, dan grienet de wei, dan bakt mem stro, dan keallet de ko, dan leit de hin, dan hat de húsman it nei syn sin. Kijk, dat is klare taal. Schrijver van het liedje Eeltsje Halbertsma bedoelde maar: Sint Piter rockt de kasba.
Het is alweer een tijdje terug dat de beste man cadeaus bracht (voor mij geen sokken, dus ik mag niet mokken), maar Zijn bezoek kan ik fansels niet zomaar voorbij laten gaan. Dus bij deze.
Volgens mij behoor ik tot één van de laatste generaties die Sint Piter op het ijs heeft zien aankomen. Normaal gesproken komt ie altijd met de rondvaartboot van Van der Zweep. Die vaart dan van de opstapplaats naar de kade, een afstand van een paar honderd meter. Daarna gaat Piter op een paard zitten, dat voor hem de vijftig meter naar het dorpsplein overbrugt. Daar vertelt ie dan aan de verzamelde menigte hoe blij hij is dat hij de tocht naar Grou weer heeft volbracht.
Maar goed, vroeger, als er ijs lag en het was dik genoeg, dan kwam de goedheiligman met de belslide naar Grou. En ik heb dat een keer meegemaakt. Stonden we met het hele dorp op een ijslaag van een halve meter te wachten tot de Sint aan kwam glijden op zijn slee, met een stuk of wat Fryske hynders ervoor.
En altijd als het dorp nog stond te wachten, zat Zwarte Piet, toen nog gespeeld door Addie, wild zwaaiend op de spits van de kerk. Of op een andere plaats die hoog en zichtbaar was. Dat was altijd mooi, want Addie was een echte Piet. Hoe hachelijk zijn voorstelling feitelijk ook was, hij bleef maar enthousiast zwaaien.
Dat jaar sjokte ik niet achter Sint Piter aan naar het dorpsplein. Ik bleef achter op het ijs met Jelle, die vroeger bij mij in de klas zat, maar later niet meer, omdat ie niet zo slim was en daardoor een keer niet overging. Destijds woonde hij ook alweer een tijdje in Bolsward, als ik me niet vergis, dus het maakt sowieso niet uit.
In groep 3 trouwens, toen ik nog wel bij Jelle in de klas zat, had Jelle altijd een enorme bril op. Daar keek hij dan niet al te snugger achter vandaan de wereld in. Ook had hij steevast een enorme bel snot uit een neusgat hangen. Jelle snottebelle was het dan, want kinderen zijn inventief.
Iedere maandag vertelden we in de kring over ons weekend. Ik vertelde steevast dat ik van vrijdagmiddag tot zondagavond was wezen voetballen, Jelle vertelde altijd dat zijn vader hun auto total loss had gereden, en dat die oude Ford Escort waarin hij rondreed in feite gloednieuw was. Ik geloof niet dat iemand er ooit wat van zei.
Van rozenbottelzaadjes werd vroeger altijd gezegd dat die dingen ontzettend gingen jeuken. Ik wist nooit of dat echt zo was, maar het was wel behoorlijk stoer om oorlogen uit te vechten met die dingen. Voor je ze naar de vijand gooide, scheurde je ze even open, hopend dat de zich verspreidende zaadjes grote schade aan zouden richten achter de linies. Rozenbottels waren de daisy cutters van mijn jeugd.
Hoe dan ook, dankzij Jelle weet ik dat die zaadjes inderdaad ontzettend jeuken. Hij wreef ze, nadat ie was blijven zitten en bij haar in de klas terecht was gekomen, een keer bij Annelies in haar nek. Samen met meester Wim heeft ze een middag zitten spoelen en wrijven, en toen jeukte het nog.
Daar dacht ik zomaar aan toen ik dacht aan de aankomst van Sint Piter, die ik dit jaar heb gemist. We hebben daar op het ijs nog wat sneeuwballen staan gooien, en toen ben ik waarschijnlijk naar de bakkerij van ome Rein en tante Jopie gegaan, want daar was meestal gezelligheid en altijd lekkers.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten