Het bericht komt eens in de zoveel tijd voorbij. De zuidelijke windstromen die het warme weer van deze dagen veroorzaken, voeren ook een laagje Saharastof mee, schrijft de NOS ditmaal. Saharazand – deze keer meeliftend met een heuse Afrikaanse heteluchtwolk – in het landelijke nieuws. Dat vínd ik niet alleen mooi, het ís het ook.
Mooi voor de wasstraten in Nederland. Een halve dag neervallend Saharazand en alle auto’s zijn ranzig. Waar je ook kijkt, ze zitten er helemaal onder. Alsof ze net zijn opgegraven bij Paal 18. Wat ik zeg: gouden tijden voor de wasstraten.
Mooi ook voor de zandbakken in Nederland, en meer nog voor de duinen. Het zal nooit heel hard aankomen, maar in deze tijd van globale opwarming en stijgende zeespiegels helpen alle beetjes, dus we mogen blij zijn dat de Sahara onze verdedigingslinie tegen het wassende water komt versterken.
Ik las ergens dat het Saharazand behalve grijs ook rood kan zijn. Dat is toch mooi: het EK voetbal voor de deur en in Nederland kleuren zelfs de duinen oranje. Doet het ook leuk op Google Earth.
Maar het is vooral ook mooi omdat het een wereld aan associaties oproept. De mededeling alleen al: er valt Saharazand. Dan denk je gelijk dat het ook echt pijpenstelen kan regenen. En überhaupt het wonder: zand op de auto’s in Markelo, afkomstig uit een woestijn duizenden kilometers verderop. Om met Jaap te spreken: dat is toch fokking niet normaal!
Saharazand, ik vind dat we zoiets ieder jaargetijde moeten hebben. In de lente een wolk Wasa uit Zweden, in de herfst een vlaag Chinese rijst, en in de winter een snuifje Colombiaanse coke, voor een witte en vredige kerst.
donderdag, mei 29, 2008
woensdag, mei 28, 2008
Opperste staat van paraatheid
De Ramp. Of beter nog: de Aanslag. Het zou natuurlijk kunnen dat ie ons land eens een keer treft. Niemand weet wanneer, en niemand weet waar of hoe, maar één ding is zeker: als het gebeurt, dan zijn we allemaal de sigaar.
Dat is logisch.
Vooral voor wie wel eens heeft meegemaakt wat er gebeurt wanneer Nederlanders worden geacht in de overlevingsstand te schieten. Dinsdag nog: een verdacht pakketje in een trein bij Amsterdam Centraal. Hulpdiensten in opperste staat van paraatheid, alle treinen stil en het station ontruimd.
Maar bij het getroffen volk zie je dan geen bezorgdheid of betrokkenheid over de veiligheid van de natie. Niks daarvan. Men wil naar binnen, de trein in, naar huis, want GTST begint straks en er moeten ook nog boodschappen worden gedaan.
Laatst, een bijeenkomst in Utrecht en het alarm gaat af. Eerst kijkt iedereen elkaar verstoord aan. Wat vervelend nou, die herrie terwijl we net een beetje op gang zijn. Voor hetzelfde geld baant een oplaaiend vuur zich een weg naar het zaaltje, maar die gedachte komt bij niemand op.
Ook niet in de rest van het gebouw. Op de gang drentelen een paar mensen heen en weer. Sommigen benutten het moment om koffie te gaan halen, anderen duiken het toilet in.
Natuurlijk, zo’n vaart zal het nou ook weer niet lopen met Ramp en Aanslag. De Russen schieten voorlopig alleen op de buren, de Amerikanen zijn nog wel even matties met ons, en vanaf zo’n terroristisch trainingskamp is het een heel eind met de bus. En het zou ook niet goed zijn, als iedereen bij het minste of geringste onder z’n bureau dook.
Maar van de andere kant: we hebben geen idee wat dat is, anticiperen op een maatschappijontwrichtende gebeurtenis. Verder dan zeggen dat ‘ze’ een beetje normaal moeten doen, komen we niet. Aanslag of Ramp dient zich aan, en wij boren collectief een mengsel aan van apathie, onbekommerdheid en zal zo’n vaart niet lopen.
We zijn als dat konijntje in je koplamp: je weet dat ie wil overleven, maar bewegen doet ie niet.
Dat is logisch.
Vooral voor wie wel eens heeft meegemaakt wat er gebeurt wanneer Nederlanders worden geacht in de overlevingsstand te schieten. Dinsdag nog: een verdacht pakketje in een trein bij Amsterdam Centraal. Hulpdiensten in opperste staat van paraatheid, alle treinen stil en het station ontruimd.
Maar bij het getroffen volk zie je dan geen bezorgdheid of betrokkenheid over de veiligheid van de natie. Niks daarvan. Men wil naar binnen, de trein in, naar huis, want GTST begint straks en er moeten ook nog boodschappen worden gedaan.
Laatst, een bijeenkomst in Utrecht en het alarm gaat af. Eerst kijkt iedereen elkaar verstoord aan. Wat vervelend nou, die herrie terwijl we net een beetje op gang zijn. Voor hetzelfde geld baant een oplaaiend vuur zich een weg naar het zaaltje, maar die gedachte komt bij niemand op.
Ook niet in de rest van het gebouw. Op de gang drentelen een paar mensen heen en weer. Sommigen benutten het moment om koffie te gaan halen, anderen duiken het toilet in.
Natuurlijk, zo’n vaart zal het nou ook weer niet lopen met Ramp en Aanslag. De Russen schieten voorlopig alleen op de buren, de Amerikanen zijn nog wel even matties met ons, en vanaf zo’n terroristisch trainingskamp is het een heel eind met de bus. En het zou ook niet goed zijn, als iedereen bij het minste of geringste onder z’n bureau dook.
Maar van de andere kant: we hebben geen idee wat dat is, anticiperen op een maatschappijontwrichtende gebeurtenis. Verder dan zeggen dat ‘ze’ een beetje normaal moeten doen, komen we niet. Aanslag of Ramp dient zich aan, en wij boren collectief een mengsel aan van apathie, onbekommerdheid en zal zo’n vaart niet lopen.
We zijn als dat konijntje in je koplamp: je weet dat ie wil overleven, maar bewegen doet ie niet.
maandag, mei 26, 2008
De dingen die je niet ziet
Oké, wat is te zien op deze foto, die ik afgelopen zaterdag in Apeldoorn nam? Duidelijk is meteen dat het een stralende dag is, dat twee voetbalteams tegenover elkaar staan, en dat de scheidsrechter niet de moeite heeft genomen een shirt van een onderscheidende kleur aan te trekken.
Wat je niet ziet is dat op omliggende velden nog tal van wedstrijden worden gespeeld. Alle teams hadden daarbij één enkel doel: het winnen van de GPD Cup. Ieder jaar spelen de regionale dagbladen die samenwerken in de Geassocieerde Pers Diensten om die bokaal, met steevast een samengeraapt ploegje voetballers – alleen als zodanig te herkennen door de noppen onder hun schoenen.
Wat je ook niet ziet is dat het veld kurkdroog en keihard is. Op het veld lag bovendien veel zand, met name in het doelgebied. Bij iedere reflex van een keeper was het even wachten tot de stofwolken waren opgetrokken, voor je kon zeggen of er was gescoord.
Maar wat je vooral niet ziet is de frustratie bij veel van die hobbelende semisporters. Zo’n toernooi gaat natuurlijk nergens om, maar vertel dat maar eens aan die mannen van middelbare leeftijd die zichzelf als onontdekt talent beschouwen.
Steeds die verbolgen gebaartjes, constant het gezeur en gezeik tegen scheidsrechter en assistent-scheidsrechter (de man die vroeger grensrechter heette). En natuurlijk nu en dan gemeen natrappen, vooral na een succesvolle passeerbeweging van een tegenstander. Want uitgespeeld worden, dat kan natuurlijk niet.
Dat zie je dus allemaal niet op de foto. Oh, en wat je dus ook niet ziet: dat het harde veld ook voor enorme spierpijn the day after zorgde. Pijn op plekken waarvan je niet wist dat er spieren zaten, culminerend in algehele immobiliteit. Terwijl ik dit tik, vraag ik me alweer af hoe ik straks ooit weer uit mijn stoel kom…
Wat je niet ziet is dat op omliggende velden nog tal van wedstrijden worden gespeeld. Alle teams hadden daarbij één enkel doel: het winnen van de GPD Cup. Ieder jaar spelen de regionale dagbladen die samenwerken in de Geassocieerde Pers Diensten om die bokaal, met steevast een samengeraapt ploegje voetballers – alleen als zodanig te herkennen door de noppen onder hun schoenen.
Wat je ook niet ziet is dat het veld kurkdroog en keihard is. Op het veld lag bovendien veel zand, met name in het doelgebied. Bij iedere reflex van een keeper was het even wachten tot de stofwolken waren opgetrokken, voor je kon zeggen of er was gescoord.
Maar wat je vooral niet ziet is de frustratie bij veel van die hobbelende semisporters. Zo’n toernooi gaat natuurlijk nergens om, maar vertel dat maar eens aan die mannen van middelbare leeftijd die zichzelf als onontdekt talent beschouwen.
Steeds die verbolgen gebaartjes, constant het gezeur en gezeik tegen scheidsrechter en assistent-scheidsrechter (de man die vroeger grensrechter heette). En natuurlijk nu en dan gemeen natrappen, vooral na een succesvolle passeerbeweging van een tegenstander. Want uitgespeeld worden, dat kan natuurlijk niet.
Dat zie je dus allemaal niet op de foto. Oh, en wat je dus ook niet ziet: dat het harde veld ook voor enorme spierpijn the day after zorgde. Pijn op plekken waarvan je niet wist dat er spieren zaten, culminerend in algehele immobiliteit. Terwijl ik dit tik, vraag ik me alweer af hoe ik straks ooit weer uit mijn stoel kom…
vrijdag, mei 23, 2008
Hoi Rutger, hoe is het met jou?
Laatst beleefde ik een ontzettende retrotrip. Je hebt dat wel eens: in gedachten ga je terug in de tijd, je bent er weer, daar in dat moment. Dat had ik. Maar niet eerder had ik het zo erg en zo lang.
Het was namelijk zo: ik ruimde mijn kamer op. Kamer opruimen, dat is iets dat pubers van een jaar of dertien doen, meestal omdat het moet van hun moeder. Ik ruimde in dit geval mijn ouwe kamertje op omdat hij grondig ging worden aangepakt door heit en mem. De kinderen zijn de deur uit en dan gaan ze dingen verzinnen. Tuin op de schop, nieuw meubilair, de zolder overhoop.
Halleluja, wat had ik in de loop der jaren een berg spullen verzameld in die kamer! Het kwam uit alle hoeken en gaten: oude agenda’s, volgeschreven schriften, gewonnen sportmedailles en vergeten herinneringen. Ik zat daar, ik ruimde op, en ik beleefde mijn jeugd nog een keer.
Van sommige dingen die ik tegenkwam is nu amper nog te bevatten dat ze intensief werden gebruikt. Die stapels videobanden, of die ladingen diskettes. Andere dingen waren gewoon aardig om nog eens terug te zien. Zoals die ansichtkaarten uit 1994, met steevast de meest nietszeggende teksten.
Hoi Rutger, hoe is het met jou? Hier op de camping is het erg leuk. Het is wel heel warm, maar gelukkig is er een zwembad. Groetjes!
Dat werk.
Wat ik ook tegenkwam, waren exemplaren van de Peppil, de schoolkrant van toen, waarvan ik geen idee heb of ie nog verschijnt, en de ter gedachtenis aan René Dam, waaruit de foto hierboven komt. Op 23 april 1995 werd René Dam gedood in het centrum van Heerenveen, nadat één uit een groepje dronken ruziezoekers hem in het hart stak.
Meindert Tjoelker ging pas in 1997, dus het heette toen nog geen zinloos geweld, maar dat maakte het drama niet minder groot. Ik kende René Dam helemaal niet, hij was vier jaar ouder, maar op school maakten de verslagenheid, de stiltes en de plechtigheid diepe indruk.
Omstanders probeerden vergeefs het bloeden te stoppen. De jongen is op weg naar het ziekenhuis overleden, schreef de Leeuwarder Courant. Dat beleef je dan dus ook nog een keer, tijdens zo’n retrotrip. René Dam was zeventien jaar oud en is al dertien jaar hartstikke dood.
Het was namelijk zo: ik ruimde mijn kamer op. Kamer opruimen, dat is iets dat pubers van een jaar of dertien doen, meestal omdat het moet van hun moeder. Ik ruimde in dit geval mijn ouwe kamertje op omdat hij grondig ging worden aangepakt door heit en mem. De kinderen zijn de deur uit en dan gaan ze dingen verzinnen. Tuin op de schop, nieuw meubilair, de zolder overhoop.
Halleluja, wat had ik in de loop der jaren een berg spullen verzameld in die kamer! Het kwam uit alle hoeken en gaten: oude agenda’s, volgeschreven schriften, gewonnen sportmedailles en vergeten herinneringen. Ik zat daar, ik ruimde op, en ik beleefde mijn jeugd nog een keer.
Van sommige dingen die ik tegenkwam is nu amper nog te bevatten dat ze intensief werden gebruikt. Die stapels videobanden, of die ladingen diskettes. Andere dingen waren gewoon aardig om nog eens terug te zien. Zoals die ansichtkaarten uit 1994, met steevast de meest nietszeggende teksten.
Hoi Rutger, hoe is het met jou? Hier op de camping is het erg leuk. Het is wel heel warm, maar gelukkig is er een zwembad. Groetjes!
Dat werk.
Wat ik ook tegenkwam, waren exemplaren van de Peppil, de schoolkrant van toen, waarvan ik geen idee heb of ie nog verschijnt, en de ter gedachtenis aan René Dam, waaruit de foto hierboven komt. Op 23 april 1995 werd René Dam gedood in het centrum van Heerenveen, nadat één uit een groepje dronken ruziezoekers hem in het hart stak.
Meindert Tjoelker ging pas in 1997, dus het heette toen nog geen zinloos geweld, maar dat maakte het drama niet minder groot. Ik kende René Dam helemaal niet, hij was vier jaar ouder, maar op school maakten de verslagenheid, de stiltes en de plechtigheid diepe indruk.
Omstanders probeerden vergeefs het bloeden te stoppen. De jongen is op weg naar het ziekenhuis overleden, schreef de Leeuwarder Courant. Dat beleef je dan dus ook nog een keer, tijdens zo’n retrotrip. René Dam was zeventien jaar oud en is al dertien jaar hartstikke dood.
Ruud Heus en Henk Fräser, onder andere
Deze week was de finale van de Champions League. Finales zijn nooit een stuiver waard, dat zul je straks bij het EK ook weer zien, als je er helemaal voor bent gaan zitten bij de verkeerde wedstrijd, maar deze was erg goed te doen.
Mooi ook dat Cristiano Ronaldo eerst een pingel miste voor United en daarna nog John Terry voor Chelsea. Lekker veel drama. Jammer was weer wel dat uiteindelijk Nicolas Anelka faalde. Het was voor Edwin van der Sar, de kijkers thuis en de mensheid in het algemeen toch mooier geweest wanneer de misser was gekomen van een heus clubicoon – of anders Roman Abramovich zelf. Mocht niet zo zijn.
Vroeger keek ik het voetbal op zondagavond altijd op de bank met heit, en soms ook Jelmer. Dat was dan na het eten en ik ergerde me altijd wezenloos. Ik had besloten dat ik voor Ajax was, en vond de rest daarom ontzettend vervelend.
Eric van der Luer, Jean-Paul de Jong, ik kon ze niet uitstaan. Eigenlijk irriteerde iedereen me. Ruud Heus, Ron Spelbos en Hans Kraay senior. Henk Fräser, Peter Bosz en Hans Kraay junior.
Enzovoorts.
Ik dacht destijds dat ik écht de pest had aan al die spelers, hun clubs en al die analisten, totdat ik erachter kwam dat het soms gewoon lekker is je te ergeren. Daar kun je dan zo sarcastisch en cynisch mogelijk ruchtbaarheid aan geven, en er dan met zijn allen om lachen.
Dat is ook de reden dat ik zulke goede herinneringen bewaar aan die gids in die bus in Barcelona. Die wist echt helemaal niks en dat was ontzettend irritant. We hebben er erg veel lol om gehad.
Zo weet ik ook nog goed hoe er – misschien alweer een decennium geleden – bij ons thuis werd gesproken over Jeroen Grueter, die toen net was begonnen als commentator voor de NOS. We maakten hem helemaal af. Overigens: wat hij deed wás ook erg slecht. Hij las teksten voor bij samenvattingen, en slaagde erin dat te doen zonder enige emotie of intonatie.
Maar zie, Jeroen Grueter kreeg de kans het vak te leren, en nu is hij een van de beste commentatoren in Nederland. Hij becommentarieert een wedstrijd nog niet zoals Frank Snoeks dat kan, maar hij het scheelt weinig. Grueter deed woensdag ook de regie bij de Champions League-finale in Moskou, en hij maakte geen enkele misser.
Gelukkig was de regie erg slecht. Constant als je wilde weten wat er op het veld gebeurde, zat je te kijken naar een indringende close-up van een van de trainers. Kon ik me toch nog heerlijk ergeren.
Mooi ook dat Cristiano Ronaldo eerst een pingel miste voor United en daarna nog John Terry voor Chelsea. Lekker veel drama. Jammer was weer wel dat uiteindelijk Nicolas Anelka faalde. Het was voor Edwin van der Sar, de kijkers thuis en de mensheid in het algemeen toch mooier geweest wanneer de misser was gekomen van een heus clubicoon – of anders Roman Abramovich zelf. Mocht niet zo zijn.
Vroeger keek ik het voetbal op zondagavond altijd op de bank met heit, en soms ook Jelmer. Dat was dan na het eten en ik ergerde me altijd wezenloos. Ik had besloten dat ik voor Ajax was, en vond de rest daarom ontzettend vervelend.
Eric van der Luer, Jean-Paul de Jong, ik kon ze niet uitstaan. Eigenlijk irriteerde iedereen me. Ruud Heus, Ron Spelbos en Hans Kraay senior. Henk Fräser, Peter Bosz en Hans Kraay junior.
Enzovoorts.
Ik dacht destijds dat ik écht de pest had aan al die spelers, hun clubs en al die analisten, totdat ik erachter kwam dat het soms gewoon lekker is je te ergeren. Daar kun je dan zo sarcastisch en cynisch mogelijk ruchtbaarheid aan geven, en er dan met zijn allen om lachen.
Dat is ook de reden dat ik zulke goede herinneringen bewaar aan die gids in die bus in Barcelona. Die wist echt helemaal niks en dat was ontzettend irritant. We hebben er erg veel lol om gehad.
Zo weet ik ook nog goed hoe er – misschien alweer een decennium geleden – bij ons thuis werd gesproken over Jeroen Grueter, die toen net was begonnen als commentator voor de NOS. We maakten hem helemaal af. Overigens: wat hij deed wás ook erg slecht. Hij las teksten voor bij samenvattingen, en slaagde erin dat te doen zonder enige emotie of intonatie.
Maar zie, Jeroen Grueter kreeg de kans het vak te leren, en nu is hij een van de beste commentatoren in Nederland. Hij becommentarieert een wedstrijd nog niet zoals Frank Snoeks dat kan, maar hij het scheelt weinig. Grueter deed woensdag ook de regie bij de Champions League-finale in Moskou, en hij maakte geen enkele misser.
Gelukkig was de regie erg slecht. Constant als je wilde weten wat er op het veld gebeurde, zat je te kijken naar een indringende close-up van een van de trainers. Kon ik me toch nog heerlijk ergeren.
Abonneren op:
Posts (Atom)