woensdag, november 12, 2008

He-le-maal totally niets

Het laat zich moeilijk met andere dingen vergelijken: als ik bedenk dat ie gewonnen heeft, dan voelt het nog steeds als een sensatie. Hoe dan ook, dit stukje gaat niet over Barack Obama.

Toen ik nog op de basisschool zat, in, laten we zeggen, groep 6, had ik een bloempotkapsel. Dat was lekker makkelijk. Bovendien was dat in die tijd maatschappelijk erg geaccepteerd, een bloempotkapsel.

Zoals ook t-shirts met een gele smiley prima waren.

Als ik in die jaren met mijn bloempotkapsel naar de kapper ging – orders van boven – dan was het commando ‘bijknippen’ voldoende voor een geslaagde missie. Stond je na een kwartier weer buiten.

Tegenwoordig heb ik het bij de kapper een stuk moeilijker. Mijn coiffure gaat inmiddels naamloos door het leven en dat blijkt steeds weer een complicerende factor van formaat. Bij elk bezoek aan de kapper moet ik uitleggen wat de bedoeling is.

Een zware taak. Er is namelijk simpelweg geen vocabulaire voor.

Die kappers en kapsters zijn er voor naar school geweest, dus je zou verwachten dat zij een term weten voor hetgeen je ze duidelijk probeert te maken over je haar. Je zou denken dat ze een serie labels paraat hebben om de situatie op je hoofd te duiden. Categorieën, groepen en subdivisies. Methodes, strategieën en processen.

Maar nee dus.

En dus verzandt elk bezoek in Babylonische spraakverwarringen met de schaar van dienst. Ik geef mijn instructies, maak mezelf zo goed mogelijk duidelijk, en wat gebeurt er? Een korte stilte, een glazige blik in de spiegel. Bedoel je …?

Nope.

Einde van het liedje: na een halve minuut van bakkeleien volgt steevast het voorstel de tondeuse er maar bij te pakken. Kunnen we vast een beginnetje maken.

Zoals mijn haar eruit moet zien als ik geknipt ben, eigenlijk zou daar een universele naam voor moeten zijn. Ik kan natuurlijk zelf een naam verzinnen, zoals sommige vrouwen hun borsten een naam geven – die van Dolly Parton heten Shock en Awe, maar ja, die naam van mij zegt dan weer geen enkele kapper wat.

Al met al: ik ga niet graag naar de kapper. De tandarts wint het nog steeds, daar niet van, maar de kapper is bezig met een sterke opmars. Reden nummer twee, en eigenlijk ook de ergste, is dat verschrikkelijke maar verplichte onderdeel van elk kappersbezoek: small talk.

De koetjes en de kalfjes, blijkbaar móéten ze uitgewisseld. Zit je daar weerloos in die stoel, met over je heen een zwart douchegordijn, en dan zegt zo’n meisje helemaal gemeend: Lekker hè, weekend.

Pfff. En dan wordt je ook nog geacht iets zinnigs terug te zeggen.

Soms denk ik weleens dat kappers er speciaal op worden gescreend. Goed Chantal, lieverd, je zegt nu wel dat je hebt wat het takes, maar kun je het ook waarmaken, het klokje rond babbelen over he-le-maal totally niets?

En dat Chantal dan alle trivialiteiten uit het leven van arme proefklanten moet zien te peuren.

Niet dat mijn gebit mijn favoriete gespreksonderwerp is, maar bij de tandarts gaat het tenminste wel ergens over.
.

1 opmerking:

Anoniem zei

Hoi Rutger

Soms verlang je terug naar de eenvoud van Douwe Velstra !!!

Willem