Was het me toch bijna ontschoten: Dance Valley. Zeventien podia met allerlei verschillende varianten van dancemuziek, met daarbij een publiek dat geen dwarsdoorsnede vormt van de Nederlandse samenleving. Dat weet je.
Zou ook wat zijn. Schat, de Opel is weer gewassen, wat zullen we doen vandaag? Naar de rommelmarkt in Hoogeveen, of toch maar fietsen in het bos? Oh kijk, Dance Valley is ook. Dat wat?
Evenementen als Dance Valley worden bezocht door mensen die houden van beats met zon. Drankje erbij, en soms ook een pilletje van het een of ander.
Pilletjes inderdaad, is nu eenmaal zo, hoort erbij. En niemand van de betrokkenen heeft daar een probleem mee. Festivalorganisatoren niet, bezoekers niet, dj’s niet, zelfs de pliesie niet.
Maar ja, die samenleving, hè. Al die zegelplakkende snelheidsbegrenzers met een driedubbele valhelm op, die doen wel moeilijk. Pilletjes mag niet! Is fout! En dus moet er gehandhaafd worden, voor het imago van de rechtsstaat.
Terwijl een pilletje in iemands mik tijdens zo’n festival soms best aardig uit kan pakken. Zelf gooi ik niets naar binnen, maar ik mag graag kijk naar iemand die geniet van een paar fijne hallucinaties.
Dankzij een intrigerend onderzoek waarover ik vlak voor het evenement las, ben ik tijdens Dance Valley eens gaan letten op het dansen van de bezoekers. Voor het onderzoek moesten vrouwen beelden van dansende mannen beoordelen.
Zij konden alleen de dansbewegingen van de mannen zien. Geen uiterlijk, geen vormen, alleen moves. En wat blijkt: de mannen die het meest in de smaak vielen, hadden ook de meeste spierkracht in hun handen.
Verklaring van de onderzoekers: vrouwen die het vermogen hebben om de kwaliteit van mannen te bepalen aan de hand van visuele aanwijzingen, zijn in de evolutie in het voordeel geweest.
Terwijl ik op Dance Valley om me heen keek, kreeg ik mijn twijfels of dit nu echt wel een voordeel is. Overal zag ik gorilla’s uitdrukkingsloos bouncen. Ik twijfelde er niet aan of de aanwezige vrouwen zouden gaan voor de mannen met de meeste spierkracht in hun handen, maar vroeg me af of dat daarmee ook de beste optie was om het voortbestaan van de soort veilig te stellen.
De festivalsoort misschien.
Voor de mannen die geen spierkracht in hun handen hebben en die er bovendien niet over piekeren zich op de dansvloer te wagen, is er een plan B.
Als je de competitie niet aankunt, kun je het beste wegblijven van de dansvloer en je kwaliteiten op een andere manier tonen, meent een onderzoeker. Koop bijvoorbeeld een drankje voor een vrouw en laat zien hoe attent je bent.
Of gooi er een pilletje in.
donderdag, augustus 06, 2009
zondag, juli 26, 2009
Op te staan. En Smeets te missen.
Mart Smeets is een ontzettende koning. Mag ik dat zeggen? Ja, dat mag ik zeggen.
Ik mag Mart Smeets wel, ook al past dat eigenlijk niet. De afspraak in dat gekke, kleine landje van ons (quote Mart) is dat je of hartstochtelijk fan bent van Mart, of een bloedhekel aan hem hebt.
Maar mijn liefde voor Mart is als een fris stromend bergbeekje: ik sta er graag bij en kijk ernaar, maar zal me nooit vol overgave met hem mee laten voeren. Krijg je maar kippenvel en rillingen van.
Mart Smeets roept weerstand op, omdat hij met zoveel zichtbaar genoegen zijn zinnen aan elkaar rijgt. Mart is blij met zichzelf. Ik zeg: als Mart niet zo blij was met zichzelf, had hij ook niet zo mooi uitzendingen vol kunnen oreren.
Mart maakt van niets een mooie belevenis. Hij had bijvoorbeeld het volgende over zichzelf kunnen zeggen, als voiceover bij zijn eigen jeugd.
Ik neem u even mee terug in de tijd. Kijkt u mee? We schrijven 1953 en deze kleine opdonder had geen idee wat hem te wachten stond. Hij stond daar, dat menneke, en koesterde de luwte van zijn beschermde milieu, dat warme bad waar ze in Arnhem patent op hebben. Want zo is het toch. Toch zag je toen al, kijk maar eens naar die speurende blik, dat dit kleine mannetje, dat nog geen pen van een potlood kon onderscheiden, plannen had met de wereld, die grote, wijde wereld.
Vanavond zag ik Mart namens het hele team van Studio Sport de natie bedanken voor het kijken naar drie weken Tour. Het zat er weer op. De equipe van de NOS keert huiswaarts, sprak Mart, los uit de pols, soepel in de heupen.
Google eens op Mart Smeets, struin de fora eens af. Ervaar wat Hij teweeg brengt. Loftuitingen en uitbraken van grote afschuw wisselen elkaar af. Heerlijke vent, eenzame hoogte – arrogante kwal, ‘kapsoneslijer’.
Om aan te sluiten bij dat laatste: ik kan ook diep zuchten zodra Mart al meanderend in beeld verschijnt. Mijn liefde is niet onvoorwaardelijk. Maar nu de Tour voorbij is, zal ik hem toch gaan missen.
Mag ik dat zeggen?
Ik mag Mart Smeets wel, ook al past dat eigenlijk niet. De afspraak in dat gekke, kleine landje van ons (quote Mart) is dat je of hartstochtelijk fan bent van Mart, of een bloedhekel aan hem hebt.
Maar mijn liefde voor Mart is als een fris stromend bergbeekje: ik sta er graag bij en kijk ernaar, maar zal me nooit vol overgave met hem mee laten voeren. Krijg je maar kippenvel en rillingen van.
Mart Smeets roept weerstand op, omdat hij met zoveel zichtbaar genoegen zijn zinnen aan elkaar rijgt. Mart is blij met zichzelf. Ik zeg: als Mart niet zo blij was met zichzelf, had hij ook niet zo mooi uitzendingen vol kunnen oreren.
Mart maakt van niets een mooie belevenis. Hij had bijvoorbeeld het volgende over zichzelf kunnen zeggen, als voiceover bij zijn eigen jeugd.
Ik neem u even mee terug in de tijd. Kijkt u mee? We schrijven 1953 en deze kleine opdonder had geen idee wat hem te wachten stond. Hij stond daar, dat menneke, en koesterde de luwte van zijn beschermde milieu, dat warme bad waar ze in Arnhem patent op hebben. Want zo is het toch. Toch zag je toen al, kijk maar eens naar die speurende blik, dat dit kleine mannetje, dat nog geen pen van een potlood kon onderscheiden, plannen had met de wereld, die grote, wijde wereld.
Vanavond zag ik Mart namens het hele team van Studio Sport de natie bedanken voor het kijken naar drie weken Tour. Het zat er weer op. De equipe van de NOS keert huiswaarts, sprak Mart, los uit de pols, soepel in de heupen.
Google eens op Mart Smeets, struin de fora eens af. Ervaar wat Hij teweeg brengt. Loftuitingen en uitbraken van grote afschuw wisselen elkaar af. Heerlijke vent, eenzame hoogte – arrogante kwal, ‘kapsoneslijer’.
Om aan te sluiten bij dat laatste: ik kan ook diep zuchten zodra Mart al meanderend in beeld verschijnt. Mijn liefde is niet onvoorwaardelijk. Maar nu de Tour voorbij is, zal ik hem toch gaan missen.
Mag ik dat zeggen?
vrijdag, juli 17, 2009
Boulevard slaat terug met Agatha. Scoren!
Jan en Yolanthe en Wim en Liza en Wesley en Jaap en Gerda en Nick en Simon en Agatha.
Pff. Verder nog?
Kijk, van een beetje roddel en achterklap over onze zogeheten BN’ers ben ik niet vies. Ik wil heus wel de tranen van Georgina zien als haar chihuahua zijn enkeltje heeft verstuikt. En als André Rieu ergens een snaar heeft geraakt, dan zie ik graag een reconstructie.
Maar dit is overkill. Dit is niet vol te houden.
Eigenlijk is het bizar. Al die mensen uit dat ene dorp die we allemaal bij voornaam kennen, omdat de één een relatie had met de ander, maar nu met weer iemand anders gaat, terwijl ook de ander het met iemand anders heeft aangelegd, terwijl nu ophef ontstaat over de afwikkeling van de eerste relatie, en over de ontstaansgeschiedenis van de tweede.
Of zoiets.
Ondertussen speelt het zich allemaal af op bedenkelijk niveau – het lijkt potverdorie wel een aflevering van Nijntje of Dikkie Dik.
Jan vindt Liza lief. Wim vindt Liza ook lief. Jan en Liza staan voor het huis van Agatha. De auto staat er ook. Daar komt Wim aangefietst. Maar kijk nou eens wat Wim doet. Hij slaat er vol op los. De tanden vliegen in het rond. Dat zal Jaap niet leuk vinden.
We weten inmiddels alles van al die mensen. Het begon met de verslaggever van Boulevard, die staand voor het huis van Jan en Yolanthe live verklaarde dat het ondanks de breuk rustig was op straat in Volendam.
Vervolgens werd gefilmd hoe Yolanthe haar spullen in een verhuiswagen laadde, en inmiddels hebben we kunnen zien hoe ma Smit haar ervan beschuldigd spulletjes van haar Jan te hebben gestolen.
Deze week had Shownieuws een ‘exclusief interview’ met Gerda Smit – wat zullen Nova en Netwerk jaloers geweest zijn! Het interview duurde heel erg lang en trok bijna anderhalf miljoen kijkers. Gelukkig leverde het nog iets moois op.
Een dag later sloeg Boulevard terug met Agatha. Scoren!
Samen met Jan, Yolanthe, Wim, Liza, Wesley, Jaap, Gerda, Nick, Simon en Agatha zijn we komkommertijd ingerold, dus we zullen nog wel even middenin deze intellectuele verwikkelingen zitten.
En eigenlijk is dat natuurlijk ook ontzettend terecht. Er zijn immers nog tal van vragen onbeantwoord. Want wat vindt de moeder van Yolanthe hiervan? En hoe heet de moeder van Wesley?
Pff. Verder nog?
Kijk, van een beetje roddel en achterklap over onze zogeheten BN’ers ben ik niet vies. Ik wil heus wel de tranen van Georgina zien als haar chihuahua zijn enkeltje heeft verstuikt. En als André Rieu ergens een snaar heeft geraakt, dan zie ik graag een reconstructie.
Maar dit is overkill. Dit is niet vol te houden.
Eigenlijk is het bizar. Al die mensen uit dat ene dorp die we allemaal bij voornaam kennen, omdat de één een relatie had met de ander, maar nu met weer iemand anders gaat, terwijl ook de ander het met iemand anders heeft aangelegd, terwijl nu ophef ontstaat over de afwikkeling van de eerste relatie, en over de ontstaansgeschiedenis van de tweede.
Of zoiets.
Ondertussen speelt het zich allemaal af op bedenkelijk niveau – het lijkt potverdorie wel een aflevering van Nijntje of Dikkie Dik.
Jan vindt Liza lief. Wim vindt Liza ook lief. Jan en Liza staan voor het huis van Agatha. De auto staat er ook. Daar komt Wim aangefietst. Maar kijk nou eens wat Wim doet. Hij slaat er vol op los. De tanden vliegen in het rond. Dat zal Jaap niet leuk vinden.
We weten inmiddels alles van al die mensen. Het begon met de verslaggever van Boulevard, die staand voor het huis van Jan en Yolanthe live verklaarde dat het ondanks de breuk rustig was op straat in Volendam.
Vervolgens werd gefilmd hoe Yolanthe haar spullen in een verhuiswagen laadde, en inmiddels hebben we kunnen zien hoe ma Smit haar ervan beschuldigd spulletjes van haar Jan te hebben gestolen.
Deze week had Shownieuws een ‘exclusief interview’ met Gerda Smit – wat zullen Nova en Netwerk jaloers geweest zijn! Het interview duurde heel erg lang en trok bijna anderhalf miljoen kijkers. Gelukkig leverde het nog iets moois op.
Een dag later sloeg Boulevard terug met Agatha. Scoren!
Samen met Jan, Yolanthe, Wim, Liza, Wesley, Jaap, Gerda, Nick, Simon en Agatha zijn we komkommertijd ingerold, dus we zullen nog wel even middenin deze intellectuele verwikkelingen zitten.
En eigenlijk is dat natuurlijk ook ontzettend terecht. Er zijn immers nog tal van vragen onbeantwoord. Want wat vindt de moeder van Yolanthe hiervan? En hoe heet de moeder van Wesley?
vrijdag, juli 10, 2009
Nieuwe ogen. Zo gepiept, geen centje pijn.
Zomer. Lange warme avonden. Een laatste biertje in het schemerdonker. Als het weer mooi weer wordt, zie ik er alles van, want ik heb mijn ogen laten laseren.
Lenzen? Niet meer nodig. Bril? Nee dank u.
Het was niet gratis, zoveel is zeker, maar ik vond het simpelweg wel mooi geweest, steeds die hulpmiddelen. Hoe dat dan gaat: je maakt een afspraak. Een vooronderzoek. Je maakt een afspraak. Een vervolgonderzoek. Je maakt een afspraak. Gelaserd.
I can see clearly now.
Het is natuurlijk waarvoor ik heb betaald, maar toch is het bizar. Wakker worden en alles meteen goed zien.
Te verwachten: vooraf bleek iedereen opeens iemand te kennen waarbij het op gruwelijke wijze mis is gegaan. Een neef kende op de club iemand die blind weer thuis kwam. De vader van de zwager van een vriendin keek eeuwig scheel afterwards.
Even oververtegenwoordigd waren de mensen die vroegen hoe lang het na de ingreep zou duren voor ik weer kon zien. Is het dan ook nodig je ogen helemaal uit hun kassen te halen?
Wat zeg je?
Omdat er vast mensen zijn die daar nieuwsgierig naar zijn, omdat ik het dan maar heb vastgelegd voor het nageslacht, en als bewijs dat ik dit verhaal niet before heb getikt en ondertussen wel hartstikke blind ben geworden, zal ik hieronder kort beschrijven hoe ogen laseren in zijn werk gaat.
Het begint allemaal met hygiëne. Schrijf op: hygiëne. Nou ja, eigenlijk begint het met een vooronderzoek, waarin wordt vastgesteld of je geschikt ben om gelaserd te worden. Maar op de dag zelf begint het, na nog wat testjes, met hygiëne. Een meisje poetste het gebied rondom mijn ogen schoon.
In de tandartsstoel kreeg ik nog een paar verdovende druppeltjeswaarvanjenietsvoelt in mijn ogen. Toen plakten ze mijn wimpers vast aan de doek die over mijn gezicht lag. Er ging een spreider in mijn rechteroog, zodat ze er goed bij konden.
Het motortje. Nadat ze een vacuüm ring hadden geplaatst, ging het motortje aan. Dat maakte een flapje, dat daarna werd opengeklapt. Nu keek ik erg wazig. De laser ging aan en deed zijn miraculeuze ding. Flapje terugleggen en klaar.
Zo gepiept, geen centje pijn, beide ogen in nog geen kwartiertje. Een paar instructies in de recovery room en daarna hop, op de fiets naar huis. Net zo makkelijk.
Al met al vond ik het moment twee weken voor de ingreep spannender. Voor de ingreep mocht ik geen lenzen dragen – ik heb een bril gekocht. Bij Hans, want Hans zit met de kwaliteit van zijn meuk zo ontzettend aan de onderkant van de markt, daar kan niemand tegenop concurreren.
Full vision voor een paar tientjes.
Twee weken voor Het Moment haalde ik de bril op bij Hans. Ineens behoorde ik tot het bebrilde deel der natie. Ik vond het maar een vreemde gedachte. Tegelijkertijd vond ik het ding me eigenlijk wel prima staan.
Met rechte rug fietste ik zelfbewust naar huis. Dag brillie, zei Janne.
Lenzen? Niet meer nodig. Bril? Nee dank u.
Het was niet gratis, zoveel is zeker, maar ik vond het simpelweg wel mooi geweest, steeds die hulpmiddelen. Hoe dat dan gaat: je maakt een afspraak. Een vooronderzoek. Je maakt een afspraak. Een vervolgonderzoek. Je maakt een afspraak. Gelaserd.
I can see clearly now.
Het is natuurlijk waarvoor ik heb betaald, maar toch is het bizar. Wakker worden en alles meteen goed zien.
Te verwachten: vooraf bleek iedereen opeens iemand te kennen waarbij het op gruwelijke wijze mis is gegaan. Een neef kende op de club iemand die blind weer thuis kwam. De vader van de zwager van een vriendin keek eeuwig scheel afterwards.
Even oververtegenwoordigd waren de mensen die vroegen hoe lang het na de ingreep zou duren voor ik weer kon zien. Is het dan ook nodig je ogen helemaal uit hun kassen te halen?
Wat zeg je?
Omdat er vast mensen zijn die daar nieuwsgierig naar zijn, omdat ik het dan maar heb vastgelegd voor het nageslacht, en als bewijs dat ik dit verhaal niet before heb getikt en ondertussen wel hartstikke blind ben geworden, zal ik hieronder kort beschrijven hoe ogen laseren in zijn werk gaat.
Het begint allemaal met hygiëne. Schrijf op: hygiëne. Nou ja, eigenlijk begint het met een vooronderzoek, waarin wordt vastgesteld of je geschikt ben om gelaserd te worden. Maar op de dag zelf begint het, na nog wat testjes, met hygiëne. Een meisje poetste het gebied rondom mijn ogen schoon.
In de tandartsstoel kreeg ik nog een paar verdovende druppeltjeswaarvanjenietsvoelt in mijn ogen. Toen plakten ze mijn wimpers vast aan de doek die over mijn gezicht lag. Er ging een spreider in mijn rechteroog, zodat ze er goed bij konden.
Het motortje. Nadat ze een vacuüm ring hadden geplaatst, ging het motortje aan. Dat maakte een flapje, dat daarna werd opengeklapt. Nu keek ik erg wazig. De laser ging aan en deed zijn miraculeuze ding. Flapje terugleggen en klaar.
Zo gepiept, geen centje pijn, beide ogen in nog geen kwartiertje. Een paar instructies in de recovery room en daarna hop, op de fiets naar huis. Net zo makkelijk.
Al met al vond ik het moment twee weken voor de ingreep spannender. Voor de ingreep mocht ik geen lenzen dragen – ik heb een bril gekocht. Bij Hans, want Hans zit met de kwaliteit van zijn meuk zo ontzettend aan de onderkant van de markt, daar kan niemand tegenop concurreren.
Full vision voor een paar tientjes.
Twee weken voor Het Moment haalde ik de bril op bij Hans. Ineens behoorde ik tot het bebrilde deel der natie. Ik vond het maar een vreemde gedachte. Tegelijkertijd vond ik het ding me eigenlijk wel prima staan.
Met rechte rug fietste ik zelfbewust naar huis. Dag brillie, zei Janne.
donderdag, juli 09, 2009
Geert Wilders blamet het on de boogie
Elk moment verwacht ik het nieuws dat Michael Jackson is opgestaan uit zijn graf. Dan realiseer ik me dat hij nog niet begraven is.
Scherpe tekst. Hij stond eerder deze week als ingezonden brief in de krant. Op bondige wijze illustreert de schrijver dat het nogal wat teweeg brengt, zo’n iconisch sterfgeval.
Michael Jackson is alomtegenwoordig in de media. Dinsdagavond keken ruim drie miljoen Nederlandse televisiekijkers naar de herdenkingsdienst voor de koning, die we inmiddels dienen aan te duiden met GEOAT – Greatest Entertainer Of All Time.
Wat jij wil.
De kijkcijfers betekenen dat pakweg een op de vijf Nederlanders gekeken heeft naar de gouden kist.
Best veel voor iemand die twee decennia geleden het hoogtepunt van zijn roem beleefde, iemand die 25 jaar geleden op zijn artistieke hoogtepunt zat, iemand ook die het afgelopen decennium alleen in het nieuws kwam vanwege rechtszaken en een afzichtelijk uiterlijk.
Nu heb ik sinds dinsdagavond een terugkerende vraag: heeft Geert ook gekeken? Je weet wel, Geert, de aanstaande premier van alle Nederlanders.
Geert is van 1963. Toen hij puberde was Michael Jackson al een fenomeen, tegen de tijd dat hij uit mocht gaan van pa en ma Wilders, bouncete hij zich in de Venlose disco helemaal knattergak op Blame it on the Boogie.
Zeker en vast.
Ik ben benieuwd wat Geert te zeggen heeft over de dood van Jackson. Mijn gok: Het is een sjande! Die Marokkaanse straatfotografen met hun designertoestellen maakten hem het leven onmogelijk! De laffe elite heeft toegekeken, zulke mensen horen niet thuis in onze muziekwereld!
Niemand heeft ook maar een idee wat Geert te zeggen heeft over Michael Jackson. Zoals ook bijna niemand weet wat hij vindt over files, de stijging van de waterspiegel of werktijdverkorting.
Ik wil ook helemaal niet weten wat Geert van al die onderwerpen vindt. Ik wil weten wat Geert vindt van the greatest entertainer of all time. Ik wil weten of hij omringd door bodyguards wel eens het loopje van Smooth Criminal neuriet. Of hij Thriller beter vindt dan Fitna.
Of hij kan moonwalken.
Scherpe tekst. Hij stond eerder deze week als ingezonden brief in de krant. Op bondige wijze illustreert de schrijver dat het nogal wat teweeg brengt, zo’n iconisch sterfgeval.
Michael Jackson is alomtegenwoordig in de media. Dinsdagavond keken ruim drie miljoen Nederlandse televisiekijkers naar de herdenkingsdienst voor de koning, die we inmiddels dienen aan te duiden met GEOAT – Greatest Entertainer Of All Time.
Wat jij wil.
De kijkcijfers betekenen dat pakweg een op de vijf Nederlanders gekeken heeft naar de gouden kist.
Best veel voor iemand die twee decennia geleden het hoogtepunt van zijn roem beleefde, iemand die 25 jaar geleden op zijn artistieke hoogtepunt zat, iemand ook die het afgelopen decennium alleen in het nieuws kwam vanwege rechtszaken en een afzichtelijk uiterlijk.
Nu heb ik sinds dinsdagavond een terugkerende vraag: heeft Geert ook gekeken? Je weet wel, Geert, de aanstaande premier van alle Nederlanders.
Geert is van 1963. Toen hij puberde was Michael Jackson al een fenomeen, tegen de tijd dat hij uit mocht gaan van pa en ma Wilders, bouncete hij zich in de Venlose disco helemaal knattergak op Blame it on the Boogie.
Zeker en vast.
Ik ben benieuwd wat Geert te zeggen heeft over de dood van Jackson. Mijn gok: Het is een sjande! Die Marokkaanse straatfotografen met hun designertoestellen maakten hem het leven onmogelijk! De laffe elite heeft toegekeken, zulke mensen horen niet thuis in onze muziekwereld!
Niemand heeft ook maar een idee wat Geert te zeggen heeft over Michael Jackson. Zoals ook bijna niemand weet wat hij vindt over files, de stijging van de waterspiegel of werktijdverkorting.
Ik wil ook helemaal niet weten wat Geert van al die onderwerpen vindt. Ik wil weten wat Geert vindt van the greatest entertainer of all time. Ik wil weten of hij omringd door bodyguards wel eens het loopje van Smooth Criminal neuriet. Of hij Thriller beter vindt dan Fitna.
Of hij kan moonwalken.
maandag, juli 06, 2009
De heerlijke kwelling van mijn helden
Simpel als het is: in de sport draait het om helden. Wat is de zin van kijken naar een sportprestatie wanneer het je niet interesseert wie er wint?
Het leven draait om helden. Personen als merken. Je identificeert je met een imago en versterkt daarmee je eigen identiteit. Veel van onze helden bekijken we overigens met scepsis – de politici waarop we stemmen, de presentator van die talkshow.
Andere merken zijn onverwoestbaar. Jezus gaat al een tijdje mee.
Zelf ben ik redelijk consequent in mijn sporthelden. Ik kies nog steeds voor Ajax, ook al is het een kille club die al anderhalf decennium met veel succes wordt gedesorganiseerd. Ik koos voor Michael Schumacher toen hij nog voor Benneton reed en bleef hem trouw, ook toen hij Damon Hill de vernieling in reed om de titel veilig te stellen.
Ik juichte voor Miguel Indurain, wiens overwinningen de Tour doodsaai maakten.
Mijn helden zijn nogal eens arrogant en met mijn steun kwel ik mezelf. Tegelijk toon ik karakter door ze te blijven steunen. Zo lever ik zelf voor de tv ook een prestatie. Feyenoordsupporters weten daar alles van.
Laatste voorbeeld: Andy Roddick. Binnen de tramrails was Roger Federer altijd mijn held. Door zijn dominante finesse doet ook hij een tikje arrogant aan, maar ik ben altijd trouw geweest. Tot zondag, want tijdens de finale van Wimbledon was ik voor Roddick.
Vroeger vond ik Roddick een ontzettende zak. Met zijn witte petje en weinig verfijnde speelwijze was hij voor mij de stereotype Amerikaan. Inmiddels weet ik dat zijn beperkingen een garantie zijn voor een constante worsteling. Gepassioneerd gaat hij de strijd aan met zichzelf. Roddick is mijn held.
Ook Roddick maakt het mij lastig: zijn vrouw haalde hij uit een catalogus – ze stond in bikini op de foto, waarop Roddick zijn management op haar afstuurde. Maar ik ben erg blij met mijn nieuw gevonden held. Als fan van de FedExpress had ik het veel te makkelijk.
Dit weekeinde zette het monster dat Tour de France heet zichzelf in beweging. Ik laat me er weer door opeten, maar bijna zat ik dit jaar stuurloos voor de buis. Oorzaak: een schrijnend gebrek aan heldenpotentieel in het peloton.
Iedereen zit geschorst thuis – wie meedoet is verdacht.
Nu is het mooie aan de wielersport dat helden daar in een stief kwartiertje geboren kunnen worden. Renner demarreert op col en het verhaal wordt geschreven. Met elke pedaalslag groeit het heldendom, thuis op de bank stroomt de adrenaline.
Uiteindelijk vond ik op de eerste dag van de Tour toch nog mijn held. Dankzij Bert Wagendorp, die een geniaal artikel over Lance Armstrong schreef. Hij zet Lance adequaat neer als een eergevoelige, wraakzuchtige, arrogante en bloedfanatieke control freak.
Lance is een held. Go Lance!
Het leven draait om helden. Personen als merken. Je identificeert je met een imago en versterkt daarmee je eigen identiteit. Veel van onze helden bekijken we overigens met scepsis – de politici waarop we stemmen, de presentator van die talkshow.
Andere merken zijn onverwoestbaar. Jezus gaat al een tijdje mee.
Zelf ben ik redelijk consequent in mijn sporthelden. Ik kies nog steeds voor Ajax, ook al is het een kille club die al anderhalf decennium met veel succes wordt gedesorganiseerd. Ik koos voor Michael Schumacher toen hij nog voor Benneton reed en bleef hem trouw, ook toen hij Damon Hill de vernieling in reed om de titel veilig te stellen.
Ik juichte voor Miguel Indurain, wiens overwinningen de Tour doodsaai maakten.
Mijn helden zijn nogal eens arrogant en met mijn steun kwel ik mezelf. Tegelijk toon ik karakter door ze te blijven steunen. Zo lever ik zelf voor de tv ook een prestatie. Feyenoordsupporters weten daar alles van.
Laatste voorbeeld: Andy Roddick. Binnen de tramrails was Roger Federer altijd mijn held. Door zijn dominante finesse doet ook hij een tikje arrogant aan, maar ik ben altijd trouw geweest. Tot zondag, want tijdens de finale van Wimbledon was ik voor Roddick.
Vroeger vond ik Roddick een ontzettende zak. Met zijn witte petje en weinig verfijnde speelwijze was hij voor mij de stereotype Amerikaan. Inmiddels weet ik dat zijn beperkingen een garantie zijn voor een constante worsteling. Gepassioneerd gaat hij de strijd aan met zichzelf. Roddick is mijn held.
Ook Roddick maakt het mij lastig: zijn vrouw haalde hij uit een catalogus – ze stond in bikini op de foto, waarop Roddick zijn management op haar afstuurde. Maar ik ben erg blij met mijn nieuw gevonden held. Als fan van de FedExpress had ik het veel te makkelijk.
Dit weekeinde zette het monster dat Tour de France heet zichzelf in beweging. Ik laat me er weer door opeten, maar bijna zat ik dit jaar stuurloos voor de buis. Oorzaak: een schrijnend gebrek aan heldenpotentieel in het peloton.
Iedereen zit geschorst thuis – wie meedoet is verdacht.
Nu is het mooie aan de wielersport dat helden daar in een stief kwartiertje geboren kunnen worden. Renner demarreert op col en het verhaal wordt geschreven. Met elke pedaalslag groeit het heldendom, thuis op de bank stroomt de adrenaline.
Uiteindelijk vond ik op de eerste dag van de Tour toch nog mijn held. Dankzij Bert Wagendorp, die een geniaal artikel over Lance Armstrong schreef. Hij zet Lance adequaat neer als een eergevoelige, wraakzuchtige, arrogante en bloedfanatieke control freak.
Lance is een held. Go Lance!
.
maandag, juni 08, 2009
Apen zijn heel vaak moe
Huisdieren, ik heb het daar niet zo op. Geen idee hoe dat komt. Heeft ongetwijfeld te maken met een onverwerkt trauma. Iets van vroeger. Iets dat een professional naar boven zou kunnen halen. Maar dat zou uren praten over huisdieren vergen en huisdieren, daar heb ik het niet zo op.
Vroeger, toen had Jelmer een konijn. Een zwart met witte die niet luisterde naar de naam Kees. Eten, drinken en op zijn lange nagels door zijn hok trippelen, dat was alles wat Kees deed. Saai beest.
Later was Kees van Annelies. Voor Kees veranderde er niets, voor mij evenmin. Kees it knyn.
Ik herinner me nog de bouvier van de overburen. Als ik die tegenkwam op straat, dan torende het zwarte ding boven me uit – maar dat kan mijn herinnering zijn. Herinneringen bedriegen je waar je bij staat, al schijnt dat met vroege herinneringen als deze wel mee te vallen.
Zoiets meen ik me tenminste te herinneren.
Laatst gingen we naar de Apenheul. De Apenheul, dat is op safari in Nederland. Want oeh pas op, de apen lopen er vrij rond. Als je je spullen niet goed opbergt, gaat een brutale aap er zo mee vandoor!
Wikipedia belooft in staccato propaganda een heel avontuur. De dieren leven er heel vrij. Gaas of tralies ziet men er bijna niet. Veel soorten lopen zomaar tussen de bezoekers rond.
Dat is natuurlijk niet waar. Ook in de Apenheul heeft de Nederlandse drang tot opvoeden toegeslagen. Vrij rondlopen, daar krijgen de apen maar stress van! Tegenwoordig worden ze geprogrammeerd weg te blijven van de bezoekers.
Ze kijken het bezoek nu aan met een superioriteitsgevoel – kijk ons eens niet bij je in de buurt komen. Hebben we op geoefend. Kunnen we.
Dus de Apenheul, waar mensen naartoe komen om tussen de apen in het rond te sjokken, op weg naar niets, hooguit een frikadel, die Apenheul, houdt de apen weg van het publiek. Lijkt mij strategisch niet de allerbeste zet, maar ik zit dan ook niet in de apenmarketing.
Wat ook op Wikipedia staat: dat je de gorilla’s, bonobo’s en orang-oetans in de Apenheul goed kunt bestuderen in hun natuurlijke gedrag. Dat klopt. We konden heel goed zien dat de apen vaak heel moe zijn. Hele dagen brengen ze door op een tak of in het hoge gras.
In de Apenheul zie je overigens niet alleen apen. Ze hebben er ook vogels (eenden en zo), ezels en een soort marmotottereekhoorn. En tussen de mensen met patat en kroketten door zagen we een paar hanen en een trotse pauw.
Dat ie nog zo fier in het rond paradeerde was knap van ‘m. Als ik het als pauw zou moeten hebben van overboord gevallen patatjes in de Apenheul, dan was ik daar behoorlijk treurig van geworden.
.
Vroeger, toen had Jelmer een konijn. Een zwart met witte die niet luisterde naar de naam Kees. Eten, drinken en op zijn lange nagels door zijn hok trippelen, dat was alles wat Kees deed. Saai beest.
Later was Kees van Annelies. Voor Kees veranderde er niets, voor mij evenmin. Kees it knyn.
Ik herinner me nog de bouvier van de overburen. Als ik die tegenkwam op straat, dan torende het zwarte ding boven me uit – maar dat kan mijn herinnering zijn. Herinneringen bedriegen je waar je bij staat, al schijnt dat met vroege herinneringen als deze wel mee te vallen.
Zoiets meen ik me tenminste te herinneren.
Laatst gingen we naar de Apenheul. De Apenheul, dat is op safari in Nederland. Want oeh pas op, de apen lopen er vrij rond. Als je je spullen niet goed opbergt, gaat een brutale aap er zo mee vandoor!
Wikipedia belooft in staccato propaganda een heel avontuur. De dieren leven er heel vrij. Gaas of tralies ziet men er bijna niet. Veel soorten lopen zomaar tussen de bezoekers rond.
Dat is natuurlijk niet waar. Ook in de Apenheul heeft de Nederlandse drang tot opvoeden toegeslagen. Vrij rondlopen, daar krijgen de apen maar stress van! Tegenwoordig worden ze geprogrammeerd weg te blijven van de bezoekers.
Ze kijken het bezoek nu aan met een superioriteitsgevoel – kijk ons eens niet bij je in de buurt komen. Hebben we op geoefend. Kunnen we.
Dus de Apenheul, waar mensen naartoe komen om tussen de apen in het rond te sjokken, op weg naar niets, hooguit een frikadel, die Apenheul, houdt de apen weg van het publiek. Lijkt mij strategisch niet de allerbeste zet, maar ik zit dan ook niet in de apenmarketing.
Wat ook op Wikipedia staat: dat je de gorilla’s, bonobo’s en orang-oetans in de Apenheul goed kunt bestuderen in hun natuurlijke gedrag. Dat klopt. We konden heel goed zien dat de apen vaak heel moe zijn. Hele dagen brengen ze door op een tak of in het hoge gras.
In de Apenheul zie je overigens niet alleen apen. Ze hebben er ook vogels (eenden en zo), ezels en een soort marmotottereekhoorn. En tussen de mensen met patat en kroketten door zagen we een paar hanen en een trotse pauw.
Dat ie nog zo fier in het rond paradeerde was knap van ‘m. Als ik het als pauw zou moeten hebben van overboord gevallen patatjes in de Apenheul, dan was ik daar behoorlijk treurig van geworden.
.
donderdag, mei 21, 2009
Piraat Sayid twittert dankjewel
Somalische piraten verguld met Nederland, kopte de Volkskrant afgelopen maandag. Mooie kop voor een mooie primeur. Want verguld zijn, dat is iets voor bejaarden die na tachtig jaar vrijwilligerswerk een tegeltje met opschrift krijgen. Daar zijn ze dan verguld mee.
Het is ook iets voor Commissarissen der Koningin, die uit onverdachte hoek steun krijgen voor een maatschappelijk verantwoord plan. Verguld zijn ze dan, met de onverwachte maar uiteraard zeer welkome support.
Verguld zijn, ik vind dat niets voor Somaliërs, piratererende Somaliërs nog wel, die maniakaal blij zijn met hun verblijf in het Nederlandse cachot. Somalische piraten lachen zich de ballen uit de broek, dat was een adequate kop geweest.
Somalische piraten: ‘Nederland bedankt’ had ook gemogen, wat mij betreft.
Het leven is goed hier, stelt piraat Sayid in het artikel vast. Piraat Sayid hoopt op een zo fors mogelijke straf, zodat hij hier een opleiding kan volgen en misschien zelfs aanspraak kan maken op een permanent verblijf.
Alsof piraat Sayid niet boten heeft geplunderd met een AK-47 in zijn handen. Zijn advocaat begrijpt piraat Sayid wel. Nu krijgt hij goed te eten en kan hij voetballen en televisiekijken. De advocaat: De wc op zijn cel vindt hij zó fantastisch.
Terwijl de Nederlandse politici volledig door het lint gaan, twittert piraat Sayid vanuit de serre van de gevangenis dat hij blij is met het welkomstgeschenk van de directie, een dvd met de cursus Subsidie aanvragen voor beginners.
Verhagen reageert onmiddellijk, en twittert terug dat er aan piraterij in Nederland geen droog brood te verdienen is. Wanhopig: De pensioenregelingen zijn er voor zeerovers sinds de Gouden Eeuw ook niet beter op geworden, piraat Sayid.
Laatste nieuws: piraat Sayid, die inmiddels met enige hulp van Lenen.nl een bod heeft uitgebracht op een stulpje aan de Vinkeveense Plassen, zijn nieuwe jachtterrein, laat weten dat hij de minister vandaag zal ontmoeten in de lobby van het Amstel Hotel.
Hij verheugt zich nu al op de toiletten.
Het is ook iets voor Commissarissen der Koningin, die uit onverdachte hoek steun krijgen voor een maatschappelijk verantwoord plan. Verguld zijn ze dan, met de onverwachte maar uiteraard zeer welkome support.
Verguld zijn, ik vind dat niets voor Somaliërs, piratererende Somaliërs nog wel, die maniakaal blij zijn met hun verblijf in het Nederlandse cachot. Somalische piraten lachen zich de ballen uit de broek, dat was een adequate kop geweest.
Somalische piraten: ‘Nederland bedankt’ had ook gemogen, wat mij betreft.
Het leven is goed hier, stelt piraat Sayid in het artikel vast. Piraat Sayid hoopt op een zo fors mogelijke straf, zodat hij hier een opleiding kan volgen en misschien zelfs aanspraak kan maken op een permanent verblijf.
Alsof piraat Sayid niet boten heeft geplunderd met een AK-47 in zijn handen. Zijn advocaat begrijpt piraat Sayid wel. Nu krijgt hij goed te eten en kan hij voetballen en televisiekijken. De advocaat: De wc op zijn cel vindt hij zó fantastisch.
Terwijl de Nederlandse politici volledig door het lint gaan, twittert piraat Sayid vanuit de serre van de gevangenis dat hij blij is met het welkomstgeschenk van de directie, een dvd met de cursus Subsidie aanvragen voor beginners.
Verhagen reageert onmiddellijk, en twittert terug dat er aan piraterij in Nederland geen droog brood te verdienen is. Wanhopig: De pensioenregelingen zijn er voor zeerovers sinds de Gouden Eeuw ook niet beter op geworden, piraat Sayid.
Laatste nieuws: piraat Sayid, die inmiddels met enige hulp van Lenen.nl een bod heeft uitgebracht op een stulpje aan de Vinkeveense Plassen, zijn nieuwe jachtterrein, laat weten dat hij de minister vandaag zal ontmoeten in de lobby van het Amstel Hotel.
Hij verheugt zich nu al op de toiletten.
zondag, mei 17, 2009
Doodgewone, alledaagse mensen
Jelmer gaat verhuizen. Komende zomer richting Heerenveen, gisteren alvast uit Groningen.
Of ie de buren vaak hoorde, had de jongen die zijn flat aan de Florakade uiteindelijk heeft gekocht aan Jelmer gevraagd. Nee hoor, het zijn zulke stille buren, nooit last van gehad, antwoordde Jelmer vol lof – naar waarheid, ook omdat hij altijd veel onderweg is.
Met twee van zijn buren had Jelmer wel eens contact. Toen hij erover vertelde, kwam er één vraag bij me op, een vraag die mij intrigeert: de ex-buren van Jelmer, kunnen die nu doorgaan voor doodgewone mensen, of niet?
Allereerst is er mevrouw Buikema, 89 jaar en op en top Grunningse. Ze woont al sinds 1954 aan de Florakade, toen de flats er werden neergezet. 23 jaar geleden overleed de man van mevrouw Buikema. Sindsdien woont ze alleen met haar zoon, die alweer tegen de zeventig loopt.
De zoon brak lang geleden bij een ongeluk een paar rugwervels. Hij kan zich moeilijk verplaatsen en amper verstaanbaar maken.
Zelf is mevrouw Buikema ook niet best meer ter been. Ze verlaat haar woning eens in de week voor een bezoek aan het graf van haar man, en eens in de maand om naar de kapper te gaan. Verder nooit.
Mevrouw Buikema slaapt nog altijd alleen op haar eigen helft van het echtelijke bed, vertelde ze Jelmer eens. Op het andere kussen staat al 23 jaar een pluchen konijntje, ter herinnering aan meneer Buikema.
Misschien is het beter dat je ergens gaat wonen waar je je beter kunt redden, had de jonge, vrouwelijke huisarts laatst gezegd. Mevrouw Buikema antwoordde gedecideerd. Ik vertrek hier maar op één manier, en dat is tussen vier plankjes. En jij moet eens u leren zeggen.
Jelmer had ook wel eens contact met een benedenbuurman. Nou ja, contact, de man riep simpelweg Heeee Jelmer!, zodra hij hem in het vizier kreeg. Daarna hing hij een dom verhaal op, Jelmer belastend met de taak weer van hem af te komen.
Mevrouw Buikema had het niet zo op de buurman. Een vieze flikker was het. Mevrouw Buikema stak haar mening niet onder stoelen of banken. Hij heeft aids, wist je dat? Wist je dat hij aids heeft?
Het was waar, de buurman was homofiel en had aids. Daarnaast was hij arbeidsongeschikt verklaard. Zijn dagen vulde hij met fietstochten door de stad en met zingen – de reden waarom mevrouw Buikema zo’n hekel aan hem heeft.
Zij zit de hele dag thuis, hij bezingt een verdieping lager luidkeels de Amsterdamse grachten.
Dus, dan heb je een beeld. De buren van Jelmer, zomaar mensen in Groningen. Zijn dat nu doodgewone, alledaagse mensen? Mensen die tot de meerderheid behoren?
Het zou me niet verbazen.
Of ie de buren vaak hoorde, had de jongen die zijn flat aan de Florakade uiteindelijk heeft gekocht aan Jelmer gevraagd. Nee hoor, het zijn zulke stille buren, nooit last van gehad, antwoordde Jelmer vol lof – naar waarheid, ook omdat hij altijd veel onderweg is.
Met twee van zijn buren had Jelmer wel eens contact. Toen hij erover vertelde, kwam er één vraag bij me op, een vraag die mij intrigeert: de ex-buren van Jelmer, kunnen die nu doorgaan voor doodgewone mensen, of niet?
Allereerst is er mevrouw Buikema, 89 jaar en op en top Grunningse. Ze woont al sinds 1954 aan de Florakade, toen de flats er werden neergezet. 23 jaar geleden overleed de man van mevrouw Buikema. Sindsdien woont ze alleen met haar zoon, die alweer tegen de zeventig loopt.
De zoon brak lang geleden bij een ongeluk een paar rugwervels. Hij kan zich moeilijk verplaatsen en amper verstaanbaar maken.
Zelf is mevrouw Buikema ook niet best meer ter been. Ze verlaat haar woning eens in de week voor een bezoek aan het graf van haar man, en eens in de maand om naar de kapper te gaan. Verder nooit.
Mevrouw Buikema slaapt nog altijd alleen op haar eigen helft van het echtelijke bed, vertelde ze Jelmer eens. Op het andere kussen staat al 23 jaar een pluchen konijntje, ter herinnering aan meneer Buikema.
Misschien is het beter dat je ergens gaat wonen waar je je beter kunt redden, had de jonge, vrouwelijke huisarts laatst gezegd. Mevrouw Buikema antwoordde gedecideerd. Ik vertrek hier maar op één manier, en dat is tussen vier plankjes. En jij moet eens u leren zeggen.
Jelmer had ook wel eens contact met een benedenbuurman. Nou ja, contact, de man riep simpelweg Heeee Jelmer!, zodra hij hem in het vizier kreeg. Daarna hing hij een dom verhaal op, Jelmer belastend met de taak weer van hem af te komen.
Mevrouw Buikema had het niet zo op de buurman. Een vieze flikker was het. Mevrouw Buikema stak haar mening niet onder stoelen of banken. Hij heeft aids, wist je dat? Wist je dat hij aids heeft?
Het was waar, de buurman was homofiel en had aids. Daarnaast was hij arbeidsongeschikt verklaard. Zijn dagen vulde hij met fietstochten door de stad en met zingen – de reden waarom mevrouw Buikema zo’n hekel aan hem heeft.
Zij zit de hele dag thuis, hij bezingt een verdieping lager luidkeels de Amsterdamse grachten.
Dus, dan heb je een beeld. De buren van Jelmer, zomaar mensen in Groningen. Zijn dat nu doodgewone, alledaagse mensen? Mensen die tot de meerderheid behoren?
Het zou me niet verbazen.
dinsdag, mei 12, 2009
Bij toeristen hoort een specifieke houding
Een weekend Parijs. De heenreis bracht al fijn vuurwerk, met een ruziënd stel voor ons in de trein. De krant was gelezen en een broodje achter de kiezen, dus deze uitgesponnen eenakter was prima getimed.
Je hebt natuurlijk van die halve garen die overal maling aan hebben en zich in het openbaar rustig overgeven aan een flinke scheldpartij, maar in het algemeen ontwikkelen ruzies tussen echtelieden zich volgens een vast patroon.
Eerst is er de schaamte, die leidt tot terughoudendheid. Fluisterend worden de verwijten uitgewisseld. Deze voeden de onenigheid, waarna het lispelen al gauw overgaat in gegrom op gedempte toon. Ook deze fase duurt maar kort – de kemphanen gaan over tot agressief gesis.
Aangekomen bij deze laatste fase konden ook de rijen achter ons meegenieten met de discussie van het stel over hun Scheizplatzen in de trein, die, zo moesten wij begrijpen, dankzij de slechte boekhouding van mevrouw bijna honderd euro extra kostten.
Zoals het echtpaar voor ons zich na lang soebatten neerlegde bij de boete, zo moesten wij ons eenmaal in Parijs neerleggen bij ons toerist-zijn. Logisch als dat is, het vergt wel een kleine psychologische stap.
Parijs stikt natuurlijk van de toeristen, meestal uit Japan. Waar je ook komt, er stroomt altijd toevallig een bus Japanners leeg. Arc de Triomphe, Notre Dame en Tour Eiffel bewonderen ze door hun telelenzen.
Het gevolg is dat je als visiteur de Paris liever niet tot de categorie homo toeristiens wil worden gerekend, maar daar is natuurlijk geen ontkomen aan. Wij slenterden immers ook door de stad, schoudertas op de rug, fotocamera en plattegrond in de hand.
Ook wij waren Japanners.
Bij toeristen hoort een specifieke houding. Toeristen fotograferen historische bouwwerken, verpletterende vergezichten en sfeervolle doorkijkjes. Dat het op sommige plaatsen stikt van de clochards, vind je in geen plakboek terug.
We voldeden aan de opdracht, zij het dat ik me ook richtte op een persoonlijk doel.
In de eerste klas kreeg ik geschiedenisles van meneer Toonen. Meneer Toonen was van de oude stempel, de archetypische geschiedenisleraar, nooit te beroerd om nog eens uit te wijden over de belevenissen van Cleopatra in het oude Egypte.
Wie niet oplette werd weer bij de les geholpen met een paar ferme tikken van zijn zegelring tegen de onderkant van zijn bureau.
Meneer Toonen liet graag dia’s zien, liefst van Egypte. Na een paar honderd piramides werd het patroon duidelijk: elke dia toonde een landschap, met in het midden de piramide, met daar weer in het midden een witte stip. Mevrouw Toonen.
Haast altijd stond mevrouw Toonen op de foto, gefotografeerd van enkele honderden meters afstand. Wanneer de situatie het toeliet, heb ik in Parijs mijn eer betoond aan meneer Toonen.
Je hebt natuurlijk van die halve garen die overal maling aan hebben en zich in het openbaar rustig overgeven aan een flinke scheldpartij, maar in het algemeen ontwikkelen ruzies tussen echtelieden zich volgens een vast patroon.
Eerst is er de schaamte, die leidt tot terughoudendheid. Fluisterend worden de verwijten uitgewisseld. Deze voeden de onenigheid, waarna het lispelen al gauw overgaat in gegrom op gedempte toon. Ook deze fase duurt maar kort – de kemphanen gaan over tot agressief gesis.
Aangekomen bij deze laatste fase konden ook de rijen achter ons meegenieten met de discussie van het stel over hun Scheizplatzen in de trein, die, zo moesten wij begrijpen, dankzij de slechte boekhouding van mevrouw bijna honderd euro extra kostten.
Zoals het echtpaar voor ons zich na lang soebatten neerlegde bij de boete, zo moesten wij ons eenmaal in Parijs neerleggen bij ons toerist-zijn. Logisch als dat is, het vergt wel een kleine psychologische stap.
Parijs stikt natuurlijk van de toeristen, meestal uit Japan. Waar je ook komt, er stroomt altijd toevallig een bus Japanners leeg. Arc de Triomphe, Notre Dame en Tour Eiffel bewonderen ze door hun telelenzen.
Het gevolg is dat je als visiteur de Paris liever niet tot de categorie homo toeristiens wil worden gerekend, maar daar is natuurlijk geen ontkomen aan. Wij slenterden immers ook door de stad, schoudertas op de rug, fotocamera en plattegrond in de hand.
Ook wij waren Japanners.
Bij toeristen hoort een specifieke houding. Toeristen fotograferen historische bouwwerken, verpletterende vergezichten en sfeervolle doorkijkjes. Dat het op sommige plaatsen stikt van de clochards, vind je in geen plakboek terug.
We voldeden aan de opdracht, zij het dat ik me ook richtte op een persoonlijk doel.
In de eerste klas kreeg ik geschiedenisles van meneer Toonen. Meneer Toonen was van de oude stempel, de archetypische geschiedenisleraar, nooit te beroerd om nog eens uit te wijden over de belevenissen van Cleopatra in het oude Egypte.
Wie niet oplette werd weer bij de les geholpen met een paar ferme tikken van zijn zegelring tegen de onderkant van zijn bureau.
Meneer Toonen liet graag dia’s zien, liefst van Egypte. Na een paar honderd piramides werd het patroon duidelijk: elke dia toonde een landschap, met in het midden de piramide, met daar weer in het midden een witte stip. Mevrouw Toonen.
Haast altijd stond mevrouw Toonen op de foto, gefotografeerd van enkele honderden meters afstand. Wanneer de situatie het toeliet, heb ik in Parijs mijn eer betoond aan meneer Toonen.
dinsdag, mei 05, 2009
Kan een gaatje vanzelf weer weggaan?
Het was een prachtige ochtend, de lentezon legde een gouden deken over de bloeiende boom achter ons huis (ik moet toch echt eens de naam van dat ding opzoeken) en niets wees op de verschrikkelijke ontdekking die komen zou.
Nee, dat is te zwaar aangezet. Drie tandjes te veel drama.
Het was een ochtend als alle andere – dat is al beter. Ik stond met een tandenborstel tussen mijn kiezen onder de douche en deed een lichtelijk verontrustende ontdekking.
Hé, voel ik dat goed? Een pijnscheut, dat moet haast wel een gaatje zijn, kan niet anders.
Ik moet ook beter poetsen, vertelde ik mezelf. Vooral in de moeilijke hoekjes – zo’n zelfde hoekje als waar ik nu die zenuw voelde, als een licht maar evengoed behoorlijk irritant elektrisch schokje.
Pijnscheut.
Ik vind dat een woord om van te houden. Het begint met dat niets aan de verbeelding overlatende pijn, waarna al gauw die gezellige scheut volgt. Heerlijk, hoe scheut pijn dragelijk maakt. Wil je nog wat pijn? Och ja, doe nog maar een scheut.
Google geeft bij pijnscheut 11.500 hits, waarvan de eerste de avonturen van Connie betreft. Connie is, naar het schijnt, de hoofdpersoon van Connie, gepijnigd uit liefde. Eerste zin: Connie voelde een felle pijnscheut door haar tepels.
Ik voelde die ochtend de pijn gewoon in mijn gebit – gelukkig, zou ik bijna zeggen.
Met die pijnscheuten in je gebit is het altijd hetzelfde: ze zitten je niet zozeer dwars omdat ze zo’n ontzettende pijn doen, maar omdat ze een aankondiging zijn van nog meer pijn – pijn in de stoel bij de tandarts, wanneer je jezelf hebt overgeleverd aan de man met het gereedschap.
Kunnen gaatjes vanzelf weer weggaan?
Ik zou kunnen wachten. Er komt vanzelf een moment dat de pijn niet meer te houden is en ik wel naar de tandarts moet. Heb ik tenminste een goede reden. Ik zou ook preventief naar de tandarts kunnen gaan. Misschien ziet hij een gaatje, dan kan ie het vullen – hebben we dat ook weer gehad.
Maar misschien is het wel helemaal geen gaatje. Is het gewoon een pijnscheut. Gewoon inderdaad, zoals mijnheer Roberts ook gewoon Connie aan haar polsen richting plafond takelt.
Ach, het is ook helemaal geen tandartsenweer.
Nee, dat is te zwaar aangezet. Drie tandjes te veel drama.
Het was een ochtend als alle andere – dat is al beter. Ik stond met een tandenborstel tussen mijn kiezen onder de douche en deed een lichtelijk verontrustende ontdekking.
Hé, voel ik dat goed? Een pijnscheut, dat moet haast wel een gaatje zijn, kan niet anders.
Ik moet ook beter poetsen, vertelde ik mezelf. Vooral in de moeilijke hoekjes – zo’n zelfde hoekje als waar ik nu die zenuw voelde, als een licht maar evengoed behoorlijk irritant elektrisch schokje.
Pijnscheut.
Ik vind dat een woord om van te houden. Het begint met dat niets aan de verbeelding overlatende pijn, waarna al gauw die gezellige scheut volgt. Heerlijk, hoe scheut pijn dragelijk maakt. Wil je nog wat pijn? Och ja, doe nog maar een scheut.
Google geeft bij pijnscheut 11.500 hits, waarvan de eerste de avonturen van Connie betreft. Connie is, naar het schijnt, de hoofdpersoon van Connie, gepijnigd uit liefde. Eerste zin: Connie voelde een felle pijnscheut door haar tepels.
Ik voelde die ochtend de pijn gewoon in mijn gebit – gelukkig, zou ik bijna zeggen.
Met die pijnscheuten in je gebit is het altijd hetzelfde: ze zitten je niet zozeer dwars omdat ze zo’n ontzettende pijn doen, maar omdat ze een aankondiging zijn van nog meer pijn – pijn in de stoel bij de tandarts, wanneer je jezelf hebt overgeleverd aan de man met het gereedschap.
Kunnen gaatjes vanzelf weer weggaan?
Ik zou kunnen wachten. Er komt vanzelf een moment dat de pijn niet meer te houden is en ik wel naar de tandarts moet. Heb ik tenminste een goede reden. Ik zou ook preventief naar de tandarts kunnen gaan. Misschien ziet hij een gaatje, dan kan ie het vullen – hebben we dat ook weer gehad.
Maar misschien is het wel helemaal geen gaatje. Is het gewoon een pijnscheut. Gewoon inderdaad, zoals mijnheer Roberts ook gewoon Connie aan haar polsen richting plafond takelt.
Ach, het is ook helemaal geen tandartsenweer.
.
donderdag, maart 19, 2009
Hans en Gretl pakken de accordeon
Toen we twee jaar geleden op sneeuwvakantie gingen, stonden de kranten vol met global warming. Net in die winter viel er amper een sneeuwvlok in de Alpen. Wintersporters klaagden steen en been, behalve over het weer, want het was lekker warm op de piste.
Zittend in de skilift zag ik dat jaar de nabije toekomst helemaal voor me. Nog even, en dan staan deze liften er verloren bij, brengen ze hooguit nog een wandelaar richting de groene top.
Het blijkt toeval geweest te zijn. Recordhoeveelheden sneeuw zijn er dit skiseizoen naar beneden gekomen. Wintersporters klagen natuurlijk nog steeds steen en been – veel te veel sneeuw op de piste.
Wij gingen vorige week naar Mayrhofen, zo waren we na een uitgebreide zoektocht overeen gekomen.
Is toch altijd lastig, een goeie plek vinden. Veel meer dan bij een zonvakantie moet je veel factoren meewegen. Aantal kilometers piste, sneeuwzekerheid, accommodatie, afstand tot de piste, bereikbaarheid, de lijst is eindeloos.
Zo keken wij op zeker moment over de schutting bij Landhaus Staudacher, dat wordt gerund door Hans en Gretl. Sprookjesachtig.
Hans is gangmaker en tevens skileraar, las ik op de website. Gangmaker. Die pakt ’s avonds de accordeon.
Een andere optie heeft kamers met een praktische indeling. Dat de een dus even de plee in moet als de ander er langs wil.
Uiteindelijk werd het dat hotel in Mayrhofen, een allerschattigst dorpje in het Tiroler Zillertal dat hoe langer hoe meer wordt opgegeten door lallende jeugd. Prima dus.
Op weg ernaartoe vroeg ik me af hoe vaak Mayrhofenaren de grap maken dat ze even in een dalletje zitten.
Een stop bij een Rasthof toont dat je in Duitsland in elk geval nooit neerslachtig hoeft te zijn. Op een advertentie boven een pisbak glimt een rode Ferrari, eronder de tekst Jetzt in Deutschland! Goedkope antidepressiva, één op één in de markt gezet voor truckers met existentiële twijfels.
Denk daar maar eens een minuut of vier over na.
Inmiddels zijn we weer thuis. Mee uit Oostenrijk kwam het voornemen iets aan de buikspieren te doen. Een notie die bij elke hobbelende piste sterker was geworden.
Het is een goed voornemen, dat zeker. De lente klopt voorzichtig aan de deur, voor je het weet sta je je buik in te houden op het strand. Ik krijg het er globaal warm van.
.
Zittend in de skilift zag ik dat jaar de nabije toekomst helemaal voor me. Nog even, en dan staan deze liften er verloren bij, brengen ze hooguit nog een wandelaar richting de groene top.
Het blijkt toeval geweest te zijn. Recordhoeveelheden sneeuw zijn er dit skiseizoen naar beneden gekomen. Wintersporters klagen natuurlijk nog steeds steen en been – veel te veel sneeuw op de piste.
Wij gingen vorige week naar Mayrhofen, zo waren we na een uitgebreide zoektocht overeen gekomen.
Is toch altijd lastig, een goeie plek vinden. Veel meer dan bij een zonvakantie moet je veel factoren meewegen. Aantal kilometers piste, sneeuwzekerheid, accommodatie, afstand tot de piste, bereikbaarheid, de lijst is eindeloos.
Zo keken wij op zeker moment over de schutting bij Landhaus Staudacher, dat wordt gerund door Hans en Gretl. Sprookjesachtig.
Hans is gangmaker en tevens skileraar, las ik op de website. Gangmaker. Die pakt ’s avonds de accordeon.
Een andere optie heeft kamers met een praktische indeling. Dat de een dus even de plee in moet als de ander er langs wil.
Uiteindelijk werd het dat hotel in Mayrhofen, een allerschattigst dorpje in het Tiroler Zillertal dat hoe langer hoe meer wordt opgegeten door lallende jeugd. Prima dus.
Op weg ernaartoe vroeg ik me af hoe vaak Mayrhofenaren de grap maken dat ze even in een dalletje zitten.
Een stop bij een Rasthof toont dat je in Duitsland in elk geval nooit neerslachtig hoeft te zijn. Op een advertentie boven een pisbak glimt een rode Ferrari, eronder de tekst Jetzt in Deutschland! Goedkope antidepressiva, één op één in de markt gezet voor truckers met existentiële twijfels.
Denk daar maar eens een minuut of vier over na.
Inmiddels zijn we weer thuis. Mee uit Oostenrijk kwam het voornemen iets aan de buikspieren te doen. Een notie die bij elke hobbelende piste sterker was geworden.
Het is een goed voornemen, dat zeker. De lente klopt voorzichtig aan de deur, voor je het weet sta je je buik in te houden op het strand. Ik krijg het er globaal warm van.
.
vrijdag, maart 06, 2009
This is it en dat was dat
Ineens was ie daar weer, tafkatkop – the artist formerly known as the king of pop. Michael Jackson. Op een persconferentie in Londen kondigde hij een serie concerten aan.
Om met het belangrijkste te beginnen: zijn uiterlijk viel me nog niks tegen.
Ik had met veel erger rekening gehouden. Had gedacht dat zijn neus er inmiddels af zou zijn gewaaid. Had verwacht dat ie zijn haar had geblondeerd. Had vermoed dat zijn huid nog weer wat lichter was geworden.
Het had me ook niet verbaasd als ie als een soort ET het podium had betreden. Had prima gekund. Dag Michael. En hij dan zijn vinger omhoog en wij raden wat hij bedoelt.
Vijf minuten, langer verscheen hij niet voor de horde fans en journalisten, en eigenlijk was het meteen weer precies als vroeger, toen ie nog wel eens muziek maakte en nog optrad.
Gekleed in een militaristisch aandoende lange jas gedroeg hij zich zo zonderling mogelijk. Je moet toch doen waar je goed in bent.
Een van de mooie dingen aan Michael Jackson is toch zijn unieke garderobe. Je hebt de look-a-likes van Michael Jackson, maar verder zul je nooit iemand tegenkomen in kleren die lijken op de zijne.
Het was geen mode toen hij ermee begon en dat is het nog steeds niet.
Zijn kledingkeuze doet vermoeden dat Michael Jackson liefst president was geworden van een eilandstaat ergens bij de evenaar. Een staatje met lekker veel kinderen, chimpansees en draaimolens. Grote zonnebril op en regeren maar.
Aan de persconferentie zelf kon je merken dat Michael Jackson een goede tekstschrijver heeft. Eentje die hem door en door kent. Eentje die weet dat je hem niet al te veel ruimte voor eigen invulling moet geven, omdat het dan gierend uit de klauwen loopt.
Als je tegen Michael Jackson zegt dat ie een half uur krijgt om een groep mensen toe te spreken, dan vult hij de tijd moeiteloos met I love you’s, think about the children’s en we are the world’s.
Zijn tekstschrijver had hem daarom voor de aankondiging van zijn reeks concerten een tekst meegegeven van welgeteld drie woorden. This is it.
Michael Jackson kwam op, maakte een vredesteken, zwaaide wat met zijn armen en zei toen heel vaak die drie woorden. This is it. Elf keer in vijf minuten. En dat was dat. Goeie tekstschrijver.
Om met het belangrijkste te beginnen: zijn uiterlijk viel me nog niks tegen.
Ik had met veel erger rekening gehouden. Had gedacht dat zijn neus er inmiddels af zou zijn gewaaid. Had verwacht dat ie zijn haar had geblondeerd. Had vermoed dat zijn huid nog weer wat lichter was geworden.
Het had me ook niet verbaasd als ie als een soort ET het podium had betreden. Had prima gekund. Dag Michael. En hij dan zijn vinger omhoog en wij raden wat hij bedoelt.
Vijf minuten, langer verscheen hij niet voor de horde fans en journalisten, en eigenlijk was het meteen weer precies als vroeger, toen ie nog wel eens muziek maakte en nog optrad.
Gekleed in een militaristisch aandoende lange jas gedroeg hij zich zo zonderling mogelijk. Je moet toch doen waar je goed in bent.
Een van de mooie dingen aan Michael Jackson is toch zijn unieke garderobe. Je hebt de look-a-likes van Michael Jackson, maar verder zul je nooit iemand tegenkomen in kleren die lijken op de zijne.
Het was geen mode toen hij ermee begon en dat is het nog steeds niet.
Zijn kledingkeuze doet vermoeden dat Michael Jackson liefst president was geworden van een eilandstaat ergens bij de evenaar. Een staatje met lekker veel kinderen, chimpansees en draaimolens. Grote zonnebril op en regeren maar.
Aan de persconferentie zelf kon je merken dat Michael Jackson een goede tekstschrijver heeft. Eentje die hem door en door kent. Eentje die weet dat je hem niet al te veel ruimte voor eigen invulling moet geven, omdat het dan gierend uit de klauwen loopt.
Als je tegen Michael Jackson zegt dat ie een half uur krijgt om een groep mensen toe te spreken, dan vult hij de tijd moeiteloos met I love you’s, think about the children’s en we are the world’s.
Zijn tekstschrijver had hem daarom voor de aankondiging van zijn reeks concerten een tekst meegegeven van welgeteld drie woorden. This is it.
Michael Jackson kwam op, maakte een vredesteken, zwaaide wat met zijn armen en zei toen heel vaak die drie woorden. This is it. Elf keer in vijf minuten. En dat was dat. Goeie tekstschrijver.
.
woensdag, maart 04, 2009
Dat is de kracht van Menigteman
Een tijdje geleden was het in het nieuws: chaos aantrekkelijker dan wachten in rij. Het is onderzocht en dus is het zo: klanten staan liever te wachten in een ongeorganiseerde meute dan dat ze netjes achteraan aansluiten in een rij.
Mijn reactie op dit nieuws laat zich goed vergelijken met de reactie van de gemiddelde veertiger op een show van Youp van’t Hek in 1994. Zooo ontzettend herkenbaar!
Het is immers ontzettend logisch. Als er een rij staat, weet je zeker dat al die mensen die er eerder dan jou stonden ook eerder worden geholpen.
Hoe dan ook, ik ben sowieso gek op meutes, evenals op hordes en bendes. Een overvolle stad op zaterdagmiddag? Ik zie het als een kans. De Ikea op Tweede Paasdag? Uitdaging!
Laat me achter op een ochtendmarkt vol schreeuwende visverkopers en traag waggelende meloenknijpende bijstandsmoekes en ik leef op.
Ik ben bedwing de massa’s. Ik ben Menigteman!
Het is nog niet zo lang dat ik weet dat ik Menigteman ben. Eigenlijk nog maar kort. Ik kwam er achter door nauwelijks opmerkbare signalen. Minieme uitingen van mijn talent. In jargon: kleine dingetjes.
Een spoor van huilende baby’s – klein dingetje. Tollende omaatjes als ik passeer – klein dingetje.
Het gaat mij als Menigteman allemaal om het relatieve verschil. Zolang ik harder ga dan de massa, ben ik in mijn element. Een fietspad in de ochtendspits vol mensen met haast, pezend op de pedalen – ik laveer er omheen. Laat ze allemaal achter me.
Een groep bioscoopbezoekers die in de pauze allemaal tegelijk een beugel Grolsch, een liter cola en een emmer popcorn willen bestellen – ik breng mijn ellebogen in stelling en overwin.
En zo gaat het overal. Ook voor de kassa.
Een rij, daar kan ik niks mee. Als Menigteman moet ik massa’s hebben. Een deinende meute vol mensen met klotsende oksels en een van ergernis en uitputting doortrokken gelaat. Ik scan de situatie, bepaal mijn positie, en laat de concurrentie achter me.
Alhoewel niet iedereen Het Talent heeft, zijn er natuurlijk meer die de mogelijkheden zien van een zooitje bij de kassa. Zonder rij kunnen ze allemaal proberen de eerste te zijn die wordt geholpen na Menigteman.
Zelf zorg ik er als Menigteman voor dat ik in vorm blijf. Om mezelf te blijven ontwikkelen ga ik bijvoorbeeld komende week op trainingskamp naar Mayrhoven. Daar hebben ze niet alleen knetterdrukke pistes, maar ook uitpuilende kroegen vol overvolle pullen bier en massa’s Apfesltrudel.
Menigteman slaat zich daar wel doorheen, let maar op.
Mijn reactie op dit nieuws laat zich goed vergelijken met de reactie van de gemiddelde veertiger op een show van Youp van’t Hek in 1994. Zooo ontzettend herkenbaar!
Het is immers ontzettend logisch. Als er een rij staat, weet je zeker dat al die mensen die er eerder dan jou stonden ook eerder worden geholpen.
Hoe dan ook, ik ben sowieso gek op meutes, evenals op hordes en bendes. Een overvolle stad op zaterdagmiddag? Ik zie het als een kans. De Ikea op Tweede Paasdag? Uitdaging!
Laat me achter op een ochtendmarkt vol schreeuwende visverkopers en traag waggelende meloenknijpende bijstandsmoekes en ik leef op.
Ik ben bedwing de massa’s. Ik ben Menigteman!
Het is nog niet zo lang dat ik weet dat ik Menigteman ben. Eigenlijk nog maar kort. Ik kwam er achter door nauwelijks opmerkbare signalen. Minieme uitingen van mijn talent. In jargon: kleine dingetjes.
Een spoor van huilende baby’s – klein dingetje. Tollende omaatjes als ik passeer – klein dingetje.
Het gaat mij als Menigteman allemaal om het relatieve verschil. Zolang ik harder ga dan de massa, ben ik in mijn element. Een fietspad in de ochtendspits vol mensen met haast, pezend op de pedalen – ik laveer er omheen. Laat ze allemaal achter me.
Een groep bioscoopbezoekers die in de pauze allemaal tegelijk een beugel Grolsch, een liter cola en een emmer popcorn willen bestellen – ik breng mijn ellebogen in stelling en overwin.
En zo gaat het overal. Ook voor de kassa.
Een rij, daar kan ik niks mee. Als Menigteman moet ik massa’s hebben. Een deinende meute vol mensen met klotsende oksels en een van ergernis en uitputting doortrokken gelaat. Ik scan de situatie, bepaal mijn positie, en laat de concurrentie achter me.
Alhoewel niet iedereen Het Talent heeft, zijn er natuurlijk meer die de mogelijkheden zien van een zooitje bij de kassa. Zonder rij kunnen ze allemaal proberen de eerste te zijn die wordt geholpen na Menigteman.
Zelf zorg ik er als Menigteman voor dat ik in vorm blijf. Om mezelf te blijven ontwikkelen ga ik bijvoorbeeld komende week op trainingskamp naar Mayrhoven. Daar hebben ze niet alleen knetterdrukke pistes, maar ook uitpuilende kroegen vol overvolle pullen bier en massa’s Apfesltrudel.
Menigteman slaat zich daar wel doorheen, let maar op.
zondag, januari 25, 2009
Over staan en waar je mee kunt zitten
Sommige simpele dingen kunnen plotseling heel zwaar zijn. Is gewoon zo. Neem bijvoorbeeld staan, de activiteit waarbij je niet zit en je niet voortbeweegt.
Over het algemeen kost staan mij geen enkele moeite. Ik sta er dan niet eens bij stil, om ‘m maar meteen binnen te koppen. Maar soms gebeurt het, overkomt het me ineens, dat ik me amper nog staande houdt.
Ik heb het soms bij concerten, of wanneer er geen zitplaatsen meer zijn in de trein.
Voor beide gevallen geldt: je moet dan staan, en kunt er niets aan doen. Ja, weglopen, of die trein niet nemen, maar dat is ook weer zoiets. Hoe dan ook, staan, het is gewoon een bitch.
Tegelijkertijd: zitten, dat is soms evengoed een bitch. Ik herinner me een concert van Acda en de Munnik, in een schouwburg. Iedereen zat, verroerde geen vin, terwijl verderop op het podium het tempo werd opgevoerd.
Dan zit je niet lekker.
Acda en de Munnik hadden het ook nog zo gezegd: als je wilt gaan staan, wilt dansen en bewegen, doe dat dan! Steeds meer mensen gaven gehoor aan die noodkreet. Bij ons bleef het bij een poging – daadkrachtig in de kiem gesmoord door onze achterbuurman: Zitten!
Gezellig.
Deze week waren we weer bij een concert in een schouwburg. Ik wist dus wat te verwachten. Het was de avond dat wisselgeld definitief naar Amerika kwam en wij luisterden naar Edsilia Rombley.
Vooraf dronken we wat in de lobby. We posteerden ons strategisch in een hoek en zagen hele horden vijftigers in ruitjesoverhemden en in fijne slobbertruien. Ook zij maakten zich ook op voor een avond Edsilia.
Ik voelde de bui al hangen. Dat werd weer een avond lang ongemakkelijk zitten.
Even later begon het concert met een paar gevoelige nummers. Prima zitmateriaal. Maar al gauw werd het tempo opgevoerd. Edsilia Rombley gooide er wat snelle pasjes uit, zwaaide een paar keer met haar armen en toen gebeurde het: de mensen gingen staan!
Dametjes en heren (en heus ook wel een paar jongeren), ze veranderden het theater in een dampende danstempel.
Ook wij gingen staan. Natuurlijk gingen wij staan. En niemand schreeuwde dat we moesten blijven zitten. En ik was blij wanneer ik weer mocht gaan zitten, want zo’n avond was het dus ook, qua staan en zitten.
.
Over het algemeen kost staan mij geen enkele moeite. Ik sta er dan niet eens bij stil, om ‘m maar meteen binnen te koppen. Maar soms gebeurt het, overkomt het me ineens, dat ik me amper nog staande houdt.
Ik heb het soms bij concerten, of wanneer er geen zitplaatsen meer zijn in de trein.
Voor beide gevallen geldt: je moet dan staan, en kunt er niets aan doen. Ja, weglopen, of die trein niet nemen, maar dat is ook weer zoiets. Hoe dan ook, staan, het is gewoon een bitch.
Tegelijkertijd: zitten, dat is soms evengoed een bitch. Ik herinner me een concert van Acda en de Munnik, in een schouwburg. Iedereen zat, verroerde geen vin, terwijl verderop op het podium het tempo werd opgevoerd.
Dan zit je niet lekker.
Acda en de Munnik hadden het ook nog zo gezegd: als je wilt gaan staan, wilt dansen en bewegen, doe dat dan! Steeds meer mensen gaven gehoor aan die noodkreet. Bij ons bleef het bij een poging – daadkrachtig in de kiem gesmoord door onze achterbuurman: Zitten!
Gezellig.
Deze week waren we weer bij een concert in een schouwburg. Ik wist dus wat te verwachten. Het was de avond dat wisselgeld definitief naar Amerika kwam en wij luisterden naar Edsilia Rombley.
Vooraf dronken we wat in de lobby. We posteerden ons strategisch in een hoek en zagen hele horden vijftigers in ruitjesoverhemden en in fijne slobbertruien. Ook zij maakten zich ook op voor een avond Edsilia.
Ik voelde de bui al hangen. Dat werd weer een avond lang ongemakkelijk zitten.
Even later begon het concert met een paar gevoelige nummers. Prima zitmateriaal. Maar al gauw werd het tempo opgevoerd. Edsilia Rombley gooide er wat snelle pasjes uit, zwaaide een paar keer met haar armen en toen gebeurde het: de mensen gingen staan!
Dametjes en heren (en heus ook wel een paar jongeren), ze veranderden het theater in een dampende danstempel.
Ook wij gingen staan. Natuurlijk gingen wij staan. En niemand schreeuwde dat we moesten blijven zitten. En ik was blij wanneer ik weer mocht gaan zitten, want zo’n avond was het dus ook, qua staan en zitten.
.
zondag, januari 18, 2009
Een mooi detail in de grote pandashow
Waar ik dus al jaren fan van ben, is de panda. Het gaat me om zijn tronie, om die geweldige, ietwat sullige, kop – ik kan er tijden naar kijken.
Het gedrag van de panda is ook geniaal. Als een goeiige lobbes hangt ie hele dagen met zijn dikke reet in een boom, knagend op een stuk bamboe. Ik zie daar dan weer foto’s van en dan geniet ik van die bakkes. Van dat hilarische smoelwerk.
De panda heeft waarschijnlijk de domste kop van heel het dierenrijk. Maar ondertussen is de panda ook een geniaal acteur. Hij houdt ons allemaal voor de gek. Neemt iedereen in het ootje. Iedereen behalve mij.
Ik weet namelijk dat het een act is, dat dagenlang een beetje quasinonchalant in de struiken hangen. Mij houdt de panda niet voor de gek. Het is een grote farce. Want de panda, die weet imagotechnisch precies waar ie mee bezig is.
Een bedreigde diersoort zijn, daar is het de panda allemaal om begonnen. Momenteel hangen er nog slechts zestienhonderd panda’s rond op de wereld. Dat is erg weinig – het verzekert de panda van een centrale plaats in heel veel subsidiesystemen.
Slim gedaan, panda!
De panda heeft zijn act helemaal geperfectioneerd. Van de basale dingen tot de kleinste details, aan alles is gedacht. Neem het voortplanten. De panda heeft dat zo geregeld dat het helemaal nergens over gaat. Hooguit één jong per paartijd! Dan weet je zeker dat je bijna uitsterft. Uitgekookt!
En ook de spijsvertering is zo vormgegeven dat het allemaal net niet lekker loopt. De panda eet bamboe, maar daar kunnen zijn maag en darmen niet goed tegen. Gewiekst! Want nu moet de panda verplicht elke dag twaalf uren lang bamboe knagen om te overleven.
Sneu, zegt de wereld. En doneert. Kassa!
Let eens op foto’s van panda’s. Andere bedreigde diersoorten kan het niets schelen als er weer eens een fotograaf van het WNF voorbijkomt. Schildpadden zwemmen prehistorisch voorbij, neushoorns geven geen sjoege. Maar de panda, die kijkt in de lens, altijd. Altijd!
Een mooi detail in de grote pandashow is het zwaaien. Als er een fotograaf van het WNF langskomt, dan heeft de panda er een gewoonte van gemaakt niet alleen recht in de lens te kijken, maar ook naar de fotograaf te wuiven.
Ook dit gebeurt weer quasispontaan. Oh, hallo! Je moet het de panda nageven: geweldig bedacht!
Het wuiven heeft de panda vrijwel zeker afgekeken van onze eigen Koninklijke familie. De leden van ons Koningshuis kunnen ook wuiven als de beste, zij leven ook in een reservaat en ook zij krijgen elk jaar opnieuw een zak geld toegestopt.
Al met al lacht de panda in zijn vuistje. Het beest houdt iedereen voor de gek. Survival of the fitttest, zei Darwin: wie zich het beste aanpast, overleeft. De panda deed dat op ultieme wijze. Hij anticipeerde op het menselijke schuldgevoel over de ondergang van de aarde en zie: het geld stroomt binnen.
Het verklaart waarom ondanks alle onheilstijdingen over zijn voortbestaan, de panda zo ontspannen blijft. Moet vechten voor zijn bestaan en daar zit ie, te zitten, met een stuk bamboe. Op zijn dooie akkertje aan het uitsterven.
Het gedrag van de panda is ook geniaal. Als een goeiige lobbes hangt ie hele dagen met zijn dikke reet in een boom, knagend op een stuk bamboe. Ik zie daar dan weer foto’s van en dan geniet ik van die bakkes. Van dat hilarische smoelwerk.
De panda heeft waarschijnlijk de domste kop van heel het dierenrijk. Maar ondertussen is de panda ook een geniaal acteur. Hij houdt ons allemaal voor de gek. Neemt iedereen in het ootje. Iedereen behalve mij.
Ik weet namelijk dat het een act is, dat dagenlang een beetje quasinonchalant in de struiken hangen. Mij houdt de panda niet voor de gek. Het is een grote farce. Want de panda, die weet imagotechnisch precies waar ie mee bezig is.
Een bedreigde diersoort zijn, daar is het de panda allemaal om begonnen. Momenteel hangen er nog slechts zestienhonderd panda’s rond op de wereld. Dat is erg weinig – het verzekert de panda van een centrale plaats in heel veel subsidiesystemen.
Slim gedaan, panda!
De panda heeft zijn act helemaal geperfectioneerd. Van de basale dingen tot de kleinste details, aan alles is gedacht. Neem het voortplanten. De panda heeft dat zo geregeld dat het helemaal nergens over gaat. Hooguit één jong per paartijd! Dan weet je zeker dat je bijna uitsterft. Uitgekookt!
En ook de spijsvertering is zo vormgegeven dat het allemaal net niet lekker loopt. De panda eet bamboe, maar daar kunnen zijn maag en darmen niet goed tegen. Gewiekst! Want nu moet de panda verplicht elke dag twaalf uren lang bamboe knagen om te overleven.
Sneu, zegt de wereld. En doneert. Kassa!
Let eens op foto’s van panda’s. Andere bedreigde diersoorten kan het niets schelen als er weer eens een fotograaf van het WNF voorbijkomt. Schildpadden zwemmen prehistorisch voorbij, neushoorns geven geen sjoege. Maar de panda, die kijkt in de lens, altijd. Altijd!
Een mooi detail in de grote pandashow is het zwaaien. Als er een fotograaf van het WNF langskomt, dan heeft de panda er een gewoonte van gemaakt niet alleen recht in de lens te kijken, maar ook naar de fotograaf te wuiven.
Ook dit gebeurt weer quasispontaan. Oh, hallo! Je moet het de panda nageven: geweldig bedacht!
Het wuiven heeft de panda vrijwel zeker afgekeken van onze eigen Koninklijke familie. De leden van ons Koningshuis kunnen ook wuiven als de beste, zij leven ook in een reservaat en ook zij krijgen elk jaar opnieuw een zak geld toegestopt.
Al met al lacht de panda in zijn vuistje. Het beest houdt iedereen voor de gek. Survival of the fitttest, zei Darwin: wie zich het beste aanpast, overleeft. De panda deed dat op ultieme wijze. Hij anticipeerde op het menselijke schuldgevoel over de ondergang van de aarde en zie: het geld stroomt binnen.
Het verklaart waarom ondanks alle onheilstijdingen over zijn voortbestaan, de panda zo ontspannen blijft. Moet vechten voor zijn bestaan en daar zit ie, te zitten, met een stuk bamboe. Op zijn dooie akkertje aan het uitsterven.
.
woensdag, december 24, 2008
Ontzettend lachen tijdens de Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen
Woensdag 24 december 2008. Het weer doet druilerig, lijkt er geen zin in te hebben, maar thank God voor Erwin Kroll, want die vertelt van een front dat eraan komt. Het weer maakt zich op voor een paar koude dagen en nachten. En morgen is het kerst.
Van die dagen.
Zoals de Bijenkorf de Drie Dwaze Dagen heeft, waarop iedereen doelloos afkomt, zo heeft de hele Westerse wereld de Twee Doelloze Dagen, waarop iedereen verdwaasd aankomt.
Iedereen eet zich een slag in de rondte tijdens de kerstdagen. Uit verveling meestal, maar ook omdat na een half uurtje het meeste wel is gezegd tegen de familie – een volle mond is een prima excuus om je bakkes te houden.
Zitten, malen en naar buiten staren. Herkauwen.
Een mooie paradox: mensen die zich graag vervelen, hebben met kerst de tijd van hun leven.
Met kerst staat de hele wereld stil. Maar dikke jippie, want de redding is nabij: internet. De internets! Daar waar de wereld altijd door draait. Daarom, omdat het kan, doop ik, Rutger, de kerstdagen bij deze om tot de Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen. Hoera!
Laat ons beginnen met de zogenaamde prankvideo’s – filmpjes die zijn gemaakt door mensen die een ander te grazen namen. Soms zijn ze niet leuk of gewoon suf, soms zijn ze erg grappig. Tip: in studentenhuizen wordt wat af geprankt. Wees daarom slim, zoek op ‘prank roommate’!
Een hele andere categorie vormen de Onbedoeld Grappige Websites. Dergelijke sites zijn erg om te lachen, terwijl dat nooit de bedoeling van de maker is geweest. Neem bijvoorbeeld de site van Ton van den Berg, die de dierentuin van Keulen een 7.9 geeft wegens ‘enthousiaste dieren’.
Op zijn site heeft Ton al zijn vakanties gerangschikt. Die in het rood hebben net even meer indruk gemaakt dan de andere vakanties die zonder uitzondering ook geweldig waren. En de vakanties gemarkeerd met een sterretje waren per vliegtuig. Ton, bedankt!
Tip: Google voor dergelijke sites op termen als ‘eeuwenoude voorliefde voor pindakaas’, ‘penningmeester van de damclub’ en ‘dolle pret’. Succes verzekerd!
Zoals het een zegen is dat George W. Bush straks een out of office-reply heeft, zo is het een pracht dat al zijn rake one-liners her en der zijn bijgehouden. Ook hiermee kun je het prima een paar uur uitzingen tijdens de Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen.
De Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen zouden de Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen niet zijn als er niet ook werd omgekeken. Er is eerder immers zoveel moois gemaakt. Door deze twee mannen bijvoorbeeld. Maar ook door deze man en dit gezelschap.
Tot besluit: het geniale project van Tony B. Het voldoet aan geen enkele definitie van grappig, maar als je doorkrijgt wat je er allemaal mee kunt, lach je je gegarandeerd een ongeluk.
En dat is dat. Maak er mooie Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen van!
Van die dagen.
Zoals de Bijenkorf de Drie Dwaze Dagen heeft, waarop iedereen doelloos afkomt, zo heeft de hele Westerse wereld de Twee Doelloze Dagen, waarop iedereen verdwaasd aankomt.
Iedereen eet zich een slag in de rondte tijdens de kerstdagen. Uit verveling meestal, maar ook omdat na een half uurtje het meeste wel is gezegd tegen de familie – een volle mond is een prima excuus om je bakkes te houden.
Zitten, malen en naar buiten staren. Herkauwen.
Een mooie paradox: mensen die zich graag vervelen, hebben met kerst de tijd van hun leven.
Met kerst staat de hele wereld stil. Maar dikke jippie, want de redding is nabij: internet. De internets! Daar waar de wereld altijd door draait. Daarom, omdat het kan, doop ik, Rutger, de kerstdagen bij deze om tot de Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen. Hoera!
Laat ons beginnen met de zogenaamde prankvideo’s – filmpjes die zijn gemaakt door mensen die een ander te grazen namen. Soms zijn ze niet leuk of gewoon suf, soms zijn ze erg grappig. Tip: in studentenhuizen wordt wat af geprankt. Wees daarom slim, zoek op ‘prank roommate’!
Een hele andere categorie vormen de Onbedoeld Grappige Websites. Dergelijke sites zijn erg om te lachen, terwijl dat nooit de bedoeling van de maker is geweest. Neem bijvoorbeeld de site van Ton van den Berg, die de dierentuin van Keulen een 7.9 geeft wegens ‘enthousiaste dieren’.
Op zijn site heeft Ton al zijn vakanties gerangschikt. Die in het rood hebben net even meer indruk gemaakt dan de andere vakanties die zonder uitzondering ook geweldig waren. En de vakanties gemarkeerd met een sterretje waren per vliegtuig. Ton, bedankt!
Tip: Google voor dergelijke sites op termen als ‘eeuwenoude voorliefde voor pindakaas’, ‘penningmeester van de damclub’ en ‘dolle pret’. Succes verzekerd!
Zoals het een zegen is dat George W. Bush straks een out of office-reply heeft, zo is het een pracht dat al zijn rake one-liners her en der zijn bijgehouden. Ook hiermee kun je het prima een paar uur uitzingen tijdens de Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen.
De Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen zouden de Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen niet zijn als er niet ook werd omgekeken. Er is eerder immers zoveel moois gemaakt. Door deze twee mannen bijvoorbeeld. Maar ook door deze man en dit gezelschap.
Tot besluit: het geniale project van Tony B. Het voldoet aan geen enkele definitie van grappig, maar als je doorkrijgt wat je er allemaal mee kunt, lach je je gegarandeerd een ongeluk.
En dat is dat. Maak er mooie Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen van!
.
zondag, december 21, 2008
Aadje de Garantie voor Succes
Ja mensen, hulde voor mij. Hoezee! Driewerf hoera: hoera hoera hoera! Ik ben de beste, dat wil zeggen, een van de vijftien besten. Hoe dan ook, ik heb gewonnen. Ik!
De eerste dichtwedstrijd waaraan ik meedoe en meteen de overwinning – wie had dat gedacht?
Vier regels, vier rake klappen, brachten mij de buit: Het Nieuwste Schavot Sportboek, in een wedstrijd die was uitgeschreven door Het Nieuwste Schavot, de sportrubriek die niet voor niets bekend staat als De Gezelligste Rubriek Ter Wereld Aller Tijden. Het ís namelijk de gezelligste rubriek ter wereld aller tijden.
Nu zou ik hier allerlei gecompliceerde psychologische bomen kunnen opzetten over het waarom van de kracht van Het Sportboek, maar dat zou niet zoveel zin hebben. De absolute genialiteit van het boek is namelijk in twee woorden samen te vatten: geniaal bladeren.
Voor verschijnen dacht ik nog: dat zal wel een aardig niemendalletje worden, geinig voor de leuk. Maar nu blijkt dat de samenstellers van de zaterdagse krantenrubriek van de Volkskrant een heavy quality boek van 288 pagina’s in elkaar hebben gedraaid, waarvan elke pagina de moeite waard is. Hulde!
In Het Nieuwste Schavot Sportboek staan natuurlijk de dubbelgangers, zoals hierboven Johan Derksen en Vergeetachtige Jan, Harmen Siezen en Marcello Lippi, Jack en Shrek en Jaap Stam met zijn eigen dubbelganger, een beeld van het Paaseiland.
Het Sportboek bevat daarnaast de onvolprezen cursus voetbaltaal. Daaruit komt het volgende fragment over het scoren van een doelpunt, wat taalkundig dubbelop is, maar voetbaltaalkundig allerminst.
De commentator die zegt dat de spits ‘een magistraal doelpunt scoort’ hoeft geen kritiek te vrezen. (…) Behalve ‘hij zit erin’ of ‘doelpunt’ is het zodoende ook correct om te zeggen: ‘Hij hangt’. (…) ‘Hangt!’ zonder meer is ook goed.
Het gebeurt steeds vaker dat de commentator (…) volstaat met het meerdere malen herhalen van de naam van de schutter. ‘Dennis Bergkamp! Dennis Bergkamp!!’ De allergrootsten beperken zich tot een eenvoudig ‘Ja hoor, ja hoor!!’, of zelfs ‘Ohhhhhhhh! O ja!!’.
Andere omschrijvingen voor een doelpunt of ‘treffer’: ‘het net laten bollen’ (ouderwets), ‘de bal in het mandje deponeren’, ‘de keeper kansloos laten’, of ‘de bal tegen de touwen schieten’.
Enzovoort.
Natuurlijk bevat het Nieuwste Schavot Sportboek ook tal van opvallende onderzoeksresultaten, boven water gehaald door drs. Broer ‘Pipo’ Jol. Hij ontdekte bijvoorbeeld dat ook in de sportwereld veelvuldig Wikipedia-pagina’s worden gepimpt.
Aan het lemma ‘Johan Cruijff’ is enorm gesleuteld, vooral aan het stuk over het ‘zwembadincident’ (WK 1974). Zo werden de woorden ‘nackte Mädchen’ vervangen door ‘in badpak geklede boerinnen van middelbare leeftijd, wie aan het aquajoggen waren’. (…) Of Cruijff zelf de Wikipimper is, is onduidelijk.
In het lemma ‘Aad de Mos’ werd ook gerommeld. De opmerking dat De Mos ‘de minder vlijende bijnaam Aadje Afkoopsom’ heeft is veranderd in ‘De Mos wordt ook wel Aadje de Kampioenenmaker, Aadje de Garantie voor Succes, Generaal Aadje, Geniale Aadje, Aadje de Trots van Den Haag of Aad het Tactische Meesterbrein genoemd’.
In dit artikel meldt drs. Broer ‘Pipo’ Jol dat niet alle manipulatie even geraffineerd is. Zo staat in het Wiki-lemma van Jaap Stam: Hij vertrok naar Lazio Roma. Daar werd hij in 2001 niet betrapt op nandrolon.
En zo gaat het maar door.
Heerlijk.
De eerste dichtwedstrijd waaraan ik meedoe en meteen de overwinning – wie had dat gedacht?
Vier regels, vier rake klappen, brachten mij de buit: Het Nieuwste Schavot Sportboek, in een wedstrijd die was uitgeschreven door Het Nieuwste Schavot, de sportrubriek die niet voor niets bekend staat als De Gezelligste Rubriek Ter Wereld Aller Tijden. Het ís namelijk de gezelligste rubriek ter wereld aller tijden.
Nu zou ik hier allerlei gecompliceerde psychologische bomen kunnen opzetten over het waarom van de kracht van Het Sportboek, maar dat zou niet zoveel zin hebben. De absolute genialiteit van het boek is namelijk in twee woorden samen te vatten: geniaal bladeren.
Voor verschijnen dacht ik nog: dat zal wel een aardig niemendalletje worden, geinig voor de leuk. Maar nu blijkt dat de samenstellers van de zaterdagse krantenrubriek van de Volkskrant een heavy quality boek van 288 pagina’s in elkaar hebben gedraaid, waarvan elke pagina de moeite waard is. Hulde!
In Het Nieuwste Schavot Sportboek staan natuurlijk de dubbelgangers, zoals hierboven Johan Derksen en Vergeetachtige Jan, Harmen Siezen en Marcello Lippi, Jack en Shrek en Jaap Stam met zijn eigen dubbelganger, een beeld van het Paaseiland.
Het Sportboek bevat daarnaast de onvolprezen cursus voetbaltaal. Daaruit komt het volgende fragment over het scoren van een doelpunt, wat taalkundig dubbelop is, maar voetbaltaalkundig allerminst.
De commentator die zegt dat de spits ‘een magistraal doelpunt scoort’ hoeft geen kritiek te vrezen. (…) Behalve ‘hij zit erin’ of ‘doelpunt’ is het zodoende ook correct om te zeggen: ‘Hij hangt’. (…) ‘Hangt!’ zonder meer is ook goed.
Het gebeurt steeds vaker dat de commentator (…) volstaat met het meerdere malen herhalen van de naam van de schutter. ‘Dennis Bergkamp! Dennis Bergkamp!!’ De allergrootsten beperken zich tot een eenvoudig ‘Ja hoor, ja hoor!!’, of zelfs ‘Ohhhhhhhh! O ja!!’.
Andere omschrijvingen voor een doelpunt of ‘treffer’: ‘het net laten bollen’ (ouderwets), ‘de bal in het mandje deponeren’, ‘de keeper kansloos laten’, of ‘de bal tegen de touwen schieten’.
Enzovoort.
Natuurlijk bevat het Nieuwste Schavot Sportboek ook tal van opvallende onderzoeksresultaten, boven water gehaald door drs. Broer ‘Pipo’ Jol. Hij ontdekte bijvoorbeeld dat ook in de sportwereld veelvuldig Wikipedia-pagina’s worden gepimpt.
Aan het lemma ‘Johan Cruijff’ is enorm gesleuteld, vooral aan het stuk over het ‘zwembadincident’ (WK 1974). Zo werden de woorden ‘nackte Mädchen’ vervangen door ‘in badpak geklede boerinnen van middelbare leeftijd, wie aan het aquajoggen waren’. (…) Of Cruijff zelf de Wikipimper is, is onduidelijk.
In het lemma ‘Aad de Mos’ werd ook gerommeld. De opmerking dat De Mos ‘de minder vlijende bijnaam Aadje Afkoopsom’ heeft is veranderd in ‘De Mos wordt ook wel Aadje de Kampioenenmaker, Aadje de Garantie voor Succes, Generaal Aadje, Geniale Aadje, Aadje de Trots van Den Haag of Aad het Tactische Meesterbrein genoemd’.
In dit artikel meldt drs. Broer ‘Pipo’ Jol dat niet alle manipulatie even geraffineerd is. Zo staat in het Wiki-lemma van Jaap Stam: Hij vertrok naar Lazio Roma. Daar werd hij in 2001 niet betrapt op nandrolon.
En zo gaat het maar door.
Heerlijk.
maandag, december 15, 2008
Gelukkig waren er de bananen
Het schiet natuurlijk wel even door je hoofd, maar op dat moment denk je er niet echt bij na. Het was ergens in september en Sietse stelde voor een halve marathon te gaan lopen op Ameland. Op 13 december.
Het kan koud zijn op 13 december, ook op Ameland. Sietse haalde me op van de boot zaterdag en wees naar een paar vlaggen verderop. Planken leken het, zo strak stonden ze. Ja, dat was fijn. Windkracht zes en wij moesten onderweg vijf kilometer over het strand rennen. Recht tegen de wind in.
Ameland uit, altijd lastig.
Na de start stuurde de organisatie ons eerst nog het bos in. Daar ging het drie kilometer heuveltje op en heuveltje af, totdat we op het strand belandden. Siberisch, dat was het daar. Een lang lint pioniers trok er door onherbergzaam gebied.
De temperatuur schommelde rond het vriespunt. Het brede strand lag er als een enorme kale, kille vlakte bij. Nu en dan blies de wind een vlaag zand langs onze enkels. Een uitzicht was er vast, maar ik zag het niet. Ik lette op de benen voor me, zorgde dat ik in het spoor en uit de wind bleef.
Op die manier stoempend kreeg ik opeens die heerlijke associatie – dit was gewoon een Elfstedensfeertje. Ineens was het fijn om daar zo te rennen. Weliswaar zonder enig gevoel in de ledematen, maar wel in een lekkere cadans.
Het was op Ameland mijn derde loopwedstrijd ooit, na eerder 15 en 16,1 kilometer te hebben afgelegd. Zoals ze dan zeggen in Amerika: dit was een heel ander balspel. Een heel ander balspel nou en of. 21,1 kilometer.
Gelukkig waren er de bananen. Die werden om de vijf kilometer uitgedeeld. En de wind kwam ook een tijdje van achteren. Dat scheelde.
Het leidde allemaal tot een eindtijd van 1:41:08. Redelijk. Maar het moet sneller kunnen, op 11 januari bij Egmond.
Deze week denk ik daar nog niet aan. Deze week prijs ik me gelukkig dat in ons huis eerder een oude dame woonde. De handgrepen in het toilet en de leuningen langs de trap, ze helpen me, nu mijn beenspieren even geen thuis geven.
.
Het kan koud zijn op 13 december, ook op Ameland. Sietse haalde me op van de boot zaterdag en wees naar een paar vlaggen verderop. Planken leken het, zo strak stonden ze. Ja, dat was fijn. Windkracht zes en wij moesten onderweg vijf kilometer over het strand rennen. Recht tegen de wind in.
Ameland uit, altijd lastig.
Na de start stuurde de organisatie ons eerst nog het bos in. Daar ging het drie kilometer heuveltje op en heuveltje af, totdat we op het strand belandden. Siberisch, dat was het daar. Een lang lint pioniers trok er door onherbergzaam gebied.
De temperatuur schommelde rond het vriespunt. Het brede strand lag er als een enorme kale, kille vlakte bij. Nu en dan blies de wind een vlaag zand langs onze enkels. Een uitzicht was er vast, maar ik zag het niet. Ik lette op de benen voor me, zorgde dat ik in het spoor en uit de wind bleef.
Op die manier stoempend kreeg ik opeens die heerlijke associatie – dit was gewoon een Elfstedensfeertje. Ineens was het fijn om daar zo te rennen. Weliswaar zonder enig gevoel in de ledematen, maar wel in een lekkere cadans.
Het was op Ameland mijn derde loopwedstrijd ooit, na eerder 15 en 16,1 kilometer te hebben afgelegd. Zoals ze dan zeggen in Amerika: dit was een heel ander balspel. Een heel ander balspel nou en of. 21,1 kilometer.
Gelukkig waren er de bananen. Die werden om de vijf kilometer uitgedeeld. En de wind kwam ook een tijdje van achteren. Dat scheelde.
Het leidde allemaal tot een eindtijd van 1:41:08. Redelijk. Maar het moet sneller kunnen, op 11 januari bij Egmond.
Deze week denk ik daar nog niet aan. Deze week prijs ik me gelukkig dat in ons huis eerder een oude dame woonde. De handgrepen in het toilet en de leuningen langs de trap, ze helpen me, nu mijn beenspieren even geen thuis geven.
.
Op reis met mijn geniale heldenuitvinding
Het Nederlands, dat is op zich een prima taal. Volgens het Instituut voor Nederlandse Lexicologie hebben we meer dan een miljoen woorden tot onze beschikking. Daar kun je dus wel wat kanten mee op. Niks te klagen.
Dat gezegd hebbende, vrijdagavond zat ik in de trein. Ik moest van Amsterdam naar Grou, een reis die uiteindelijk twee en een half uur duurde en ook nog via Utrecht ging, door een aanrijding bij Baarn.
De NS is behoorlijk goed bezig de laatste tijd. Ik reis al een poosje heen en weer tussen Utrecht en Amsterdam en ik kan me een tijd herinneren dat de weken bezaaid lagen met bladeren op het spoor, vierkante wielen, bevroren wissels, zelfmoordenaars, blikseminslagen en gebroken bovenleidingen. Hoor je niet veel meer over. Ook hier niks te klagen.
*klopt een en ander fanatiek af*
Dus op vrijdagavond dacht ik: aanrijdinkje bij Baarn, overkomt de besten, gaan we toch via Utrecht, gaat goed komen, here we go, lekkerprima.
Toen nestelde zich naast me een blond meisje van krap twee meter. Ze pakte haar telefoon en begon er hard in te schreeuwen. Bleek dat ze Gronings was en naar de heimat ging. Ze bulderde de hele wagon bij elkaar, maar echt gekke dingen zei ze niet. Maar haar accent, dat trof me.
En nu kan ik wel proberen dat accent te beschrijven, een poging doen om weer te geven wat het was dat me dwong te luisteren naar wat ze zei – nog los van de decibels, maar zó rijk is de Nederlandse taal nou ook weer niet. Zo kwam ik erop.
Nou goed, om een beetje een idee te geven: heel veel zinnen begonnen met ‘Ja, hooi!’-achtige klanken. Ze werden door het enorme meisje uitgesproken alsof ze voor een volle biertent Bennie Jolink imiteerde. Oerend hard dus.
Voor me vrat ondertussen een mevrouw een zak snoep leeg. Ze maalde en maalde en ging maar door. Aan de zoete geur van winegum, schuimblokken, zuurmatjes en smurfen kon ik niet ontsnappen, maar aan het geluid wel.
Ik zette mijn iPod aan (weer een fijn album van tenminste twee decennia oud) en was verdwenen. Op reis in mijn eigen wereld.
Je hebt mensen die afgeven op de mp3-cultuur. Iedereen zou er door in zijn eigen wereld leven. De sociale cohesie zou verdwijnen. En zo verder. Maar zittend in de trein naast een bellende terrorGrunnse en tegenover een industrieel snoepverwerker kun je het fenomeen portable audio toch alleen maar beschouwen als een geniale heldenuitvinding. Oh zo.
Zo boemelde ik via Utrecht, Amersfoort en Zwolle langs allemaal plaatsen waarvan ik de naam niet ken en die ik in het donker ook niet kon zien. De zak snoep stapte uit, de belbundel stapte over en ik zat waar ik zat, en dacht aan allerlei bijvoeglijke termen die de Nederlandse taal voor dit soort avonden kent.
Verrukkelijk, onder andere.
.
Dat gezegd hebbende, vrijdagavond zat ik in de trein. Ik moest van Amsterdam naar Grou, een reis die uiteindelijk twee en een half uur duurde en ook nog via Utrecht ging, door een aanrijding bij Baarn.
De NS is behoorlijk goed bezig de laatste tijd. Ik reis al een poosje heen en weer tussen Utrecht en Amsterdam en ik kan me een tijd herinneren dat de weken bezaaid lagen met bladeren op het spoor, vierkante wielen, bevroren wissels, zelfmoordenaars, blikseminslagen en gebroken bovenleidingen. Hoor je niet veel meer over. Ook hier niks te klagen.
*klopt een en ander fanatiek af*
Dus op vrijdagavond dacht ik: aanrijdinkje bij Baarn, overkomt de besten, gaan we toch via Utrecht, gaat goed komen, here we go, lekkerprima.
Toen nestelde zich naast me een blond meisje van krap twee meter. Ze pakte haar telefoon en begon er hard in te schreeuwen. Bleek dat ze Gronings was en naar de heimat ging. Ze bulderde de hele wagon bij elkaar, maar echt gekke dingen zei ze niet. Maar haar accent, dat trof me.
En nu kan ik wel proberen dat accent te beschrijven, een poging doen om weer te geven wat het was dat me dwong te luisteren naar wat ze zei – nog los van de decibels, maar zó rijk is de Nederlandse taal nou ook weer niet. Zo kwam ik erop.
Nou goed, om een beetje een idee te geven: heel veel zinnen begonnen met ‘Ja, hooi!’-achtige klanken. Ze werden door het enorme meisje uitgesproken alsof ze voor een volle biertent Bennie Jolink imiteerde. Oerend hard dus.
Voor me vrat ondertussen een mevrouw een zak snoep leeg. Ze maalde en maalde en ging maar door. Aan de zoete geur van winegum, schuimblokken, zuurmatjes en smurfen kon ik niet ontsnappen, maar aan het geluid wel.
Ik zette mijn iPod aan (weer een fijn album van tenminste twee decennia oud) en was verdwenen. Op reis in mijn eigen wereld.
Je hebt mensen die afgeven op de mp3-cultuur. Iedereen zou er door in zijn eigen wereld leven. De sociale cohesie zou verdwijnen. En zo verder. Maar zittend in de trein naast een bellende terrorGrunnse en tegenover een industrieel snoepverwerker kun je het fenomeen portable audio toch alleen maar beschouwen als een geniale heldenuitvinding. Oh zo.
Zo boemelde ik via Utrecht, Amersfoort en Zwolle langs allemaal plaatsen waarvan ik de naam niet ken en die ik in het donker ook niet kon zien. De zak snoep stapte uit, de belbundel stapte over en ik zat waar ik zat, en dacht aan allerlei bijvoeglijke termen die de Nederlandse taal voor dit soort avonden kent.
Verrukkelijk, onder andere.
.
Abonneren op:
Posts (Atom)