vrijdag, januari 04, 2008

De klap van een glimlach

Op het station van Utrecht bij de trap richting de stadsbussen zit de laatste tijd een vrouw. Ze brengt hele dagen door op dezelfde plaats, in gehurkte houding. Daarbij speelt ze accordeon en glimlacht naar de mensen die haar passeren.

Dat laatste maakt het allemaal erg vervelend.

De vrouw is een jaar of dertig. Vijfendertig hooguit. Ze draagt groezelige kleren. Van die gekleurde joggingbroeken en –truien die je in 1987 bij het Leger des Heils inleverde. Dik zijn de kleren in geen geval. De vrouw moet het steenkoud hebben.

De laatste tijd passeer ik de vrouw regelmatig. Altijd speelt ze een melancholiek deuntje. Niks herkenbaars. Geen Heb je even voor mij, geen Als de nacht verdwijnt, en al helemaal geen Alles kan een mens gelukkig maken.

Als ik de vrouw passeer heb ik eigenlijk altijd haast. Op het station is het guur en koud. Ik wil naar huis, daar is het gezellig en brandt de kachel. En boven alles: het is thuis.

Mensen zoals deze vrouw – bedelaars, daklozen, verslaafden – loop ik gewoonlijk zonder blikken of blozen voorbij. Vijf meter verder en ik ben ze vergeten. Zij mij ook, want ze merken niemand op. Ze zitten daar maar te zitten, hun ongeluk lijdzaam ondergaand.

En dat is dus het grote verschil tussen your average bedelaar en de vrouw met de accordeon. Zij glimlacht! Alsof ze weet dat het allemaal wel goed komt. Alsof ze daar niet dag in dag uit zit te verrekken met haar accordeon.

Een milde glimlach is het, maar hij komt hard aan. Ze maakt contact, en daardoor kun je haar niet meer negeren. Iedere keer als je de vrouw passeert, dringt ze je leven binnen. Het onderscheidt haar van haar collega’s. Het is, zeg maar, haar unique selling point.

Geen opmerkingen: