Er zijn verschillende manieren om uitdelers van gratis kranten, die groeien in aantal, helemaal nu de Dag er ook bij is gekomen, te passeren. Ik weet dat, want ik kom wel eens op een station. En stations zijn de natuurlijke habitat van de uitdelers. Stations zijn dealer territory.
Je kunt de uitdelers bijvoorbeeld gewoon negeren. Bij de ene is dat wat makkelijker dan bij de andere. Zo heeft het deel der delers dat vrouw is en van middelbare leeftijd de gewoonte om de gratis handel in je gezicht te wapperen. Daarbij doen ze dingen met hun ogen die ik niet goed kan beschrijven, maar die rare dingen met je doen. Nou, zie dat maar eens te negeren.
Een andere optie is het krantje gewoon aannemen. Ja, dat is misschien nog wel het makkelijkste. Maar ja, dan zit je weer met zo’n stapeltje papier. Daar kun je verder ook maar weinig mee.
De beste optie is daarom de uitdeler van dienst vriendelijk doch vastberaden aan te kijken, en het aanbod van vers nieuws netjes af te slaan. Nee, dank je, zeg je dan, en je glimlacht, en bovenal, je vertraagt niet. Kern van deze optie is vriendelijkheid. Vriendelijkheid en een knipoog. That’s it.
Van deze beste optie wordt gewoonlijk iedereen gelukkig. Komt natuurlijk ook door die vriendelijkheid. Je glimlacht, dealer glimlacht terug, en gezang zwelt aan. Maar vandaag liep het even anders. De jongeman wachtte mij op, handel in de aanslag, ik gaf hem in het voorbijgaan wat vriendelijkheid en toen gebeurde het: hij brak. Hij barstte nog net niet in tranen uit. Ogen werden dof, schouders begonnen te hangen.
Het was raar. Gedesillusioneerd bleef hij achter. Krijgen die uitdelers tegenwoordig commissie per uitgedeelde krant? Of trof ik toevallig een tere ziel?
woensdag, oktober 24, 2007
woensdag, oktober 17, 2007
Presidentieel parkeren in Amersfoort
Toeval of niet, we hadden nog maar net ons Amersfoortse onderkomen betrokken, of de stad werd uitgeroepen tot de groenste van Europa.
De jury was zeer onder de indruk, zo heb ik begrepen. Ze meende zelfs dat de bomenpartij bij het stadhuis kan uitgroeien tot een internationale trekpleister, waarbij ik aanteken dat uitgroeien een mooi woord is in deze context.
De jury verwacht dus dat François uit Lyon naar Nederland komt, speciaal om zich in Amersfoort te vergapen aan een kringetje beuken. Lijkt me stug, maar ik heb ook weinig zicht op de trekpleisterpotentie van zo'n kringetje beuken.
Op het moment dat de prijs werd toegekend, viel daar wat voor te zeggen. In Amersfoort ís namelijk ook heel veel groen, niet alleen de voetbalvelden. Maar dat was eind september. Inmiddels is de herfst ingetreden en zou de stad met gemak de verkiezing, zo er één was, van bruinste stad van Europa winnen. Want mensenkinderen wat een bladeren!
Waar ze nog niet liggen daar dwarrelen ze wel fotogeniek naar beneden, om zich te voegen bij talloze lotgenoten, onderwijl sfeervol het gele najaarszonnetje weerkaatsend. Hele bladerbergen zijn reeds ontstaan.
Het bruine ritseldekje ontwricht bijna de stad. Automobilisten die willen inparkeren bijvoorbeeld, zie je gokken. Waar is ergens de stoeprand? Wie dezer dagen wil inparkeren in Amersfoort, ervaart het gevoel dat George W. Bush elke dag heeft. Je doet maar wat, en hoopt dat het goed komt.
Kinderen hebben nergens last van. Die leven zich juist uit. Oudere mensen met een rollator ervaren weer wel problemen, want ze lopen onverbiddelijk vast. Ze moeten zich maar bedenken: ze beleven de herfst van hun leven.
De jury was zeer onder de indruk, zo heb ik begrepen. Ze meende zelfs dat de bomenpartij bij het stadhuis kan uitgroeien tot een internationale trekpleister, waarbij ik aanteken dat uitgroeien een mooi woord is in deze context.
De jury verwacht dus dat François uit Lyon naar Nederland komt, speciaal om zich in Amersfoort te vergapen aan een kringetje beuken. Lijkt me stug, maar ik heb ook weinig zicht op de trekpleisterpotentie van zo'n kringetje beuken.
Op het moment dat de prijs werd toegekend, viel daar wat voor te zeggen. In Amersfoort ís namelijk ook heel veel groen, niet alleen de voetbalvelden. Maar dat was eind september. Inmiddels is de herfst ingetreden en zou de stad met gemak de verkiezing, zo er één was, van bruinste stad van Europa winnen. Want mensenkinderen wat een bladeren!
Waar ze nog niet liggen daar dwarrelen ze wel fotogeniek naar beneden, om zich te voegen bij talloze lotgenoten, onderwijl sfeervol het gele najaarszonnetje weerkaatsend. Hele bladerbergen zijn reeds ontstaan.
Het bruine ritseldekje ontwricht bijna de stad. Automobilisten die willen inparkeren bijvoorbeeld, zie je gokken. Waar is ergens de stoeprand? Wie dezer dagen wil inparkeren in Amersfoort, ervaart het gevoel dat George W. Bush elke dag heeft. Je doet maar wat, en hoopt dat het goed komt.
Kinderen hebben nergens last van. Die leven zich juist uit. Oudere mensen met een rollator ervaren weer wel problemen, want ze lopen onverbiddelijk vast. Ze moeten zich maar bedenken: ze beleven de herfst van hun leven.
zondag, oktober 14, 2007
En de Bob zag dat het goed was
Look mummy, there's an aeroplane up in the sky. Dat klopte. We hoorden hem over onze hoofden scheren, nota bene in Dokkum, begeleid door dreigend aanzwellende klanken.
In het Colosseum was gisteravond een behoorlijke hap uit het repertoire van Pink Floyd te horen, voelen en beleven. Overigens – en vooral ook vanzelfsprekend – zonder de mannen op de foto. Het ging hier om het Pink Floyd Project, een Friese formatie die het origineel eert.
Ze zullen bij het Project gedacht hebben: nu Pink Floyd wereldwijd al zoveel door tribute-bands wordt geëerd, moeten wij het net even anders aanpakken. Daarom bevolkten vijftien man het podium, trad een bataljon schoolkinderen aan bij Another Brick in the Wall, en duurt ieder optreden ruim twee uur.
Opeengepakt in de uitverkochte zaal stond een even divers als voorspelbaar gezelschap. Je kon het ruwweg indelen in een paar groepen. Zo had je de vaders die hun zoons meenamen om ze eens echte muziek te laten horen. Wat zeg je, jongen? Ja, dit is inderdaad die dope shit waarover ik het had.
Ook had je de mannen die hun vrouwen wilden laten zien wat dat nou precies was, Pink Floyd, die band waarmee ze al decennialang dweepten, terwijl hun huwelijk zich voortsleepte.
En je had de min of meer normale liefhebbers, waartoe ook Ate en ik hoorden. Binnen deze groep was het dragen van een origineel Pink Floyd-shirt, liefst met datum van het heuse concert tijdens welke het ooit was aangeschaft, het ultieme wapenfeit.
Het concert was een van die zeldzame ervaringen om te onthouden. Zoals die keer dat ik Vanilla Ice playbackte tijdens een schoolvoorstelling lang geleden. En zoals tijdens de vakantie vorig jaar, toen die champagnekurk zo sierlijk eerst de fles en daarna het balkon verliet. En zoals de goal van Dennis Bergkamp na die pass – ook om te onthouden – van Frank de Boer. Erg mooi dus. En ik kan het weten, want ik was de Bob.
In het Colosseum was gisteravond een behoorlijke hap uit het repertoire van Pink Floyd te horen, voelen en beleven. Overigens – en vooral ook vanzelfsprekend – zonder de mannen op de foto. Het ging hier om het Pink Floyd Project, een Friese formatie die het origineel eert.
Ze zullen bij het Project gedacht hebben: nu Pink Floyd wereldwijd al zoveel door tribute-bands wordt geëerd, moeten wij het net even anders aanpakken. Daarom bevolkten vijftien man het podium, trad een bataljon schoolkinderen aan bij Another Brick in the Wall, en duurt ieder optreden ruim twee uur.
Opeengepakt in de uitverkochte zaal stond een even divers als voorspelbaar gezelschap. Je kon het ruwweg indelen in een paar groepen. Zo had je de vaders die hun zoons meenamen om ze eens echte muziek te laten horen. Wat zeg je, jongen? Ja, dit is inderdaad die dope shit waarover ik het had.
Ook had je de mannen die hun vrouwen wilden laten zien wat dat nou precies was, Pink Floyd, die band waarmee ze al decennialang dweepten, terwijl hun huwelijk zich voortsleepte.
En je had de min of meer normale liefhebbers, waartoe ook Ate en ik hoorden. Binnen deze groep was het dragen van een origineel Pink Floyd-shirt, liefst met datum van het heuse concert tijdens welke het ooit was aangeschaft, het ultieme wapenfeit.
Het concert was een van die zeldzame ervaringen om te onthouden. Zoals die keer dat ik Vanilla Ice playbackte tijdens een schoolvoorstelling lang geleden. En zoals tijdens de vakantie vorig jaar, toen die champagnekurk zo sierlijk eerst de fles en daarna het balkon verliet. En zoals de goal van Dennis Bergkamp na die pass – ook om te onthouden – van Frank de Boer. Erg mooi dus. En ik kan het weten, want ik was de Bob.
vrijdag, oktober 12, 2007
Waar is het ijs gebleven?
Het was onze eerste dag in Amersfoort. Met Henk en Fetsje aten we bij pizzeria Lorenzia. Op de pizza’s was niks aan te merken, en voor ons als nieuwkomers in de stad was het uitzicht op Lange Jan een noviteit, en dus tevreden stemmend, maar toch besloten we geen nagerecht te bestellen.
Winkelend in de Langestraat hadden we eerder die dag namelijk ijssalon San Marco opgemerkt. Bij San Marco hadden ze ijs in alle mogelijke soorten, allemaal zelfbereid. Dat klonk aanlokkelijk. Daar wilden we zijn voor ons nachricht.
Zo gezegd zo gedaan, en het was heerlijk. Ik keek dan ook raar op toen we gisteravond opnieuw San Marco passeerden: de hele ijswinkel stond vol schoeisel. Heel veel schoeisel, dameslaarzen vooral. Op de toonbank, in de vitrines, overal schoenen en laarzen.
Waar laatst nog de straciatella wachtte om tot bolletje geschept te worden, lag nu een lelijk paar zwarte stappers na te walmen van een pasbeurt. Raar. Alsof je in The Game zit en niets is wat het lijkt. Heel raar.
Waar was het ijs gebleven? Op de site rept San Marco (sinds 1984) met geen woord over laarzen of wat voor schoeisel dan ook. Wel is er de knop Projecten. Na klikken verschijnt de tekst Wordt aan gewerkt. Is dat een aanwijzing, een clue, een aanknopingspunt?
Een gok: het is ijsmaker Marco in z’n ijsbolletje gestegen. In de strenge Hollandse winters, waarin niemand het in zijn hoofd haalt een ijsje te kopen, handelt hij in lederwaren. Mocht dat zo zijn, dan bij deze een advies: ijsmaker blijf bij je leest.
Winkelend in de Langestraat hadden we eerder die dag namelijk ijssalon San Marco opgemerkt. Bij San Marco hadden ze ijs in alle mogelijke soorten, allemaal zelfbereid. Dat klonk aanlokkelijk. Daar wilden we zijn voor ons nachricht.
Zo gezegd zo gedaan, en het was heerlijk. Ik keek dan ook raar op toen we gisteravond opnieuw San Marco passeerden: de hele ijswinkel stond vol schoeisel. Heel veel schoeisel, dameslaarzen vooral. Op de toonbank, in de vitrines, overal schoenen en laarzen.
Waar laatst nog de straciatella wachtte om tot bolletje geschept te worden, lag nu een lelijk paar zwarte stappers na te walmen van een pasbeurt. Raar. Alsof je in The Game zit en niets is wat het lijkt. Heel raar.
Waar was het ijs gebleven? Op de site rept San Marco (sinds 1984) met geen woord over laarzen of wat voor schoeisel dan ook. Wel is er de knop Projecten. Na klikken verschijnt de tekst Wordt aan gewerkt. Is dat een aanwijzing, een clue, een aanknopingspunt?
Een gok: het is ijsmaker Marco in z’n ijsbolletje gestegen. In de strenge Hollandse winters, waarin niemand het in zijn hoofd haalt een ijsje te kopen, handelt hij in lederwaren. Mocht dat zo zijn, dan bij deze een advies: ijsmaker blijf bij je leest.
donderdag, oktober 11, 2007
Onder straatkrantverkopers
Straatkrantverkopers, je hebt ze in verschillende varianten. Zo heb je de luidruchtige soort. Die prijst als een marktkoopman zijn waren aan. Wanneer zich niet direct afnemers aandienen dan reageert hij lichtelijk agressief. En begint ie nog harder te tieren.
Dan heb je de soort die niet te herkennen is als verkooppunt van wat dan ook. Totale apathie kenmerkt het hoopje mens dat volledig afgestompt tegen de winkelpui hangt. Een innige band met het winkelend publiek heeft bij deze soort niet de hoogste prioriteit. Wie een straatkrantje wil, maakt me maar wakker, is de instelling.
En dan is er de soort die zich vanmiddag bij de Plus aan de Arnhemseweg had opgesteld. Het is de soort die uitstraalt dat het heel erg zielig is, dat het zover heeft moeten komen, dat uitgerekend hij veroordeeld is tot dit klusje. Heb meelij, straalt deze soort uit. En koop, mensen, koop dan toch asjeblieft.
Toen ik de supermarkt inliep beklaagde hij zich hevig jammerend. Is er nou niemand die een straatkrantje wil kopen? Helemaal niemand? Mensen, helemaal niemand?
Even later, boodschappen in de tas, trof ik hem in een zo mogelijk nog wanhopiger stemming. Lieve mensen, introduceerde hij zijn klaagzang. Lieve mensen, help me nou toch van m’n krantjes af. En toen weer: Is er nou niemand die een straatkrantje wil kopen?
Hij stond er bij als een verlopen versie van de kerstman. Dat wil zeggen, een verlopen versie van de kerstman nadat die drie weken in een donker bos heeft moeten overleven. Een Siberisch bos. In de herfst. Hij droeg een groezelig rood regenjackje en van zijn baard restte nog slechts een vlassig drama van onbestemde kleur.
Het kerstmannetje was al jammerend juist een beetje op stoom toen hij werd toegeroepen vanaf de overkant van de straat. Hé! En nu wegwezen!, klonk het.
Ik dacht nog: leuk voor hem, dat iemand hem zo joviaal benadert. Kan ie even een dolletje maken. Maar het was serieus bedoeld, want de man stak dreigend de straat over. En nu zag ik dat ook hij onder zijn arm een stapeltje straatkranten had. Het was een collega. Of zoals in dit geval: een concurrent.
Ik mag hier staan!, schreeuwde de nieuweling. Dat hebben Bert en Alie zelf gezegd! Het kerstmannetje schreeuwde even hard terug: Jij mag daar staan, jij mag hier staan, het houdt een keer op! Het is oneerlijk. Ik ga er meteen wat aan doen!
Hij pakte zijn boeltje en sprong op de fiets. Terwijl hij er als een speer vandoor ging, nam de nieuweling zijn plaats bij de schuifdeuren in, onderwijl het mannetje nog wat extra scheldwoorden toevoegend. Die heb je dus ook nog: de rücksichtslos concurrerende soort.
Bij dit bericht staat een afbeelding van Gummbah. Die beschrijft ook altijd vreemde personen.
Dan heb je de soort die niet te herkennen is als verkooppunt van wat dan ook. Totale apathie kenmerkt het hoopje mens dat volledig afgestompt tegen de winkelpui hangt. Een innige band met het winkelend publiek heeft bij deze soort niet de hoogste prioriteit. Wie een straatkrantje wil, maakt me maar wakker, is de instelling.
En dan is er de soort die zich vanmiddag bij de Plus aan de Arnhemseweg had opgesteld. Het is de soort die uitstraalt dat het heel erg zielig is, dat het zover heeft moeten komen, dat uitgerekend hij veroordeeld is tot dit klusje. Heb meelij, straalt deze soort uit. En koop, mensen, koop dan toch asjeblieft.
Toen ik de supermarkt inliep beklaagde hij zich hevig jammerend. Is er nou niemand die een straatkrantje wil kopen? Helemaal niemand? Mensen, helemaal niemand?
Even later, boodschappen in de tas, trof ik hem in een zo mogelijk nog wanhopiger stemming. Lieve mensen, introduceerde hij zijn klaagzang. Lieve mensen, help me nou toch van m’n krantjes af. En toen weer: Is er nou niemand die een straatkrantje wil kopen?
Hij stond er bij als een verlopen versie van de kerstman. Dat wil zeggen, een verlopen versie van de kerstman nadat die drie weken in een donker bos heeft moeten overleven. Een Siberisch bos. In de herfst. Hij droeg een groezelig rood regenjackje en van zijn baard restte nog slechts een vlassig drama van onbestemde kleur.
Het kerstmannetje was al jammerend juist een beetje op stoom toen hij werd toegeroepen vanaf de overkant van de straat. Hé! En nu wegwezen!, klonk het.
Ik dacht nog: leuk voor hem, dat iemand hem zo joviaal benadert. Kan ie even een dolletje maken. Maar het was serieus bedoeld, want de man stak dreigend de straat over. En nu zag ik dat ook hij onder zijn arm een stapeltje straatkranten had. Het was een collega. Of zoals in dit geval: een concurrent.
Ik mag hier staan!, schreeuwde de nieuweling. Dat hebben Bert en Alie zelf gezegd! Het kerstmannetje schreeuwde even hard terug: Jij mag daar staan, jij mag hier staan, het houdt een keer op! Het is oneerlijk. Ik ga er meteen wat aan doen!
Hij pakte zijn boeltje en sprong op de fiets. Terwijl hij er als een speer vandoor ging, nam de nieuweling zijn plaats bij de schuifdeuren in, onderwijl het mannetje nog wat extra scheldwoorden toevoegend. Die heb je dus ook nog: de rücksichtslos concurrerende soort.
Bij dit bericht staat een afbeelding van Gummbah. Die beschrijft ook altijd vreemde personen.
dinsdag, oktober 09, 2007
De helpende hond
Nou blijkt het dus zo te zijn dat de boeken over hond Snuf, die allemaal Snuf de Hond + ondertitel heten, uit de jaren vijftig stammen. In 1953 verscheen tenminste deel één van de avonturenreeks met in de hoofdrol een fiere Duitse herder.
Wist ik niet. Ik dacht dat Snuf helemaal jaren tachtig was. Toen beleefde ik mijn jeugd, en toen ook las ik over Snuf, over zijn baasje Tom, en over de duizelingwekkend spannende avonturen die ze samen beleefden.
Achteraf is het allemaal wel logisch dat de verhalen een paar decennia ouder zijn dan ik dacht. Steeds wanneer Tom zich in een spannende of dreigende situatie bevond, dan bad hij fanatiek tot de Heer, en vroeg of Hij de helpende hand kon toesteken. Zoiets kom je tegenwoordig toch niet meer tegen in jeugdboeken.
Ik vond het twee decennia geleden al suf dat Tom steeds op z’n knietjes ging. Bovendien was het niet nodig ook, meende ik. Snuf was er immers bij, die fiere, trouwe, pientere en bovenal dappere viervoeter. Wat kon Tom in – zeg maar – hemelsnaam gebeuren?
Maar zoals in de boeken over de Kameleon de gebroeders Klinkhamer altijd een stevige stapel boterhammen verorberden, zo vouwde het baasje van Snuf talloze malen de handen om hulp van boven aan te roepen.
Dat de herinnering aan Snuf de Hond zich ineens weer als een loopse golden retriever aan me opdringt, komt door Stef. Die schreef namelijk over de verfilming van een van Snuf’s avonturen, zeg maar Snuf de Hond the movie.
En hij schreef niet alleen over de film, hij doet er ook aan mee. Als nazi marcheert Stef door het decor van de film, waarvan het verhaal zich afspeelt tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Stef speelt een valse Duitser, terwijl Duitse herder Snuf de rol van ultieme good guy vertolkt. En wellicht doet de allerbeste good guy ook mee, want de film wordt mede betaald door de Evangelische Omroep.
De foto hierboven is van een andere beroemde hond, of eigenlijk hund: Kommissar Rex.
Wist ik niet. Ik dacht dat Snuf helemaal jaren tachtig was. Toen beleefde ik mijn jeugd, en toen ook las ik over Snuf, over zijn baasje Tom, en over de duizelingwekkend spannende avonturen die ze samen beleefden.
Achteraf is het allemaal wel logisch dat de verhalen een paar decennia ouder zijn dan ik dacht. Steeds wanneer Tom zich in een spannende of dreigende situatie bevond, dan bad hij fanatiek tot de Heer, en vroeg of Hij de helpende hand kon toesteken. Zoiets kom je tegenwoordig toch niet meer tegen in jeugdboeken.
Ik vond het twee decennia geleden al suf dat Tom steeds op z’n knietjes ging. Bovendien was het niet nodig ook, meende ik. Snuf was er immers bij, die fiere, trouwe, pientere en bovenal dappere viervoeter. Wat kon Tom in – zeg maar – hemelsnaam gebeuren?
Maar zoals in de boeken over de Kameleon de gebroeders Klinkhamer altijd een stevige stapel boterhammen verorberden, zo vouwde het baasje van Snuf talloze malen de handen om hulp van boven aan te roepen.
Dat de herinnering aan Snuf de Hond zich ineens weer als een loopse golden retriever aan me opdringt, komt door Stef. Die schreef namelijk over de verfilming van een van Snuf’s avonturen, zeg maar Snuf de Hond the movie.
En hij schreef niet alleen over de film, hij doet er ook aan mee. Als nazi marcheert Stef door het decor van de film, waarvan het verhaal zich afspeelt tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Stef speelt een valse Duitser, terwijl Duitse herder Snuf de rol van ultieme good guy vertolkt. En wellicht doet de allerbeste good guy ook mee, want de film wordt mede betaald door de Evangelische Omroep.
De foto hierboven is van een andere beroemde hond, of eigenlijk hund: Kommissar Rex.
zaterdag, oktober 06, 2007
Aziatische wissewasjes
Nog een nachtje slapen, dan gaan ze. Jasper en Jenine knijpen er een hele maand tussenuit om Vietnam te bekijken. Terwijl hun werkgevers met de handen in het haar achterblijven in herfstig Nederland, verkennen zij het land van, ja, van wat eigenlijk?
Vietnam is voor mij een big unknown. Ik ken het eigenlijk alleen van Platoon, Hamburger Hill, Billy Joel, en andere uitingen die verwijzen naar de Amerikaanse strijd tegen de Taliban van toen, de Vietcong.
Maar dat is alweer decennia geleden. Bovendien: dankzij Hamburger Hill heb ik gezien hoe je Vietnamese guerrillastrijders afknalt, maar wat leert mij dat over het land? Precies, niks. Nada. Niente.
De weinige dingen die ik weet komen van Wikipedia en van de twee meisjes die vorige week op een feestje vertelden van hun Aziatische wissewasjes. Vietnam was heel mooi, vertelden ze, en gelukkig niet zo warm als Cambodja, maar, en dat was zo’n beetje de bottom line moest ik begrijpen, reizend door Vietnam moest je als westerling wel behoorlijk op je hoede zijn.
Het eerste obstakel kom je al meteen na aankomst tegen, er vanuit gaande dat je niet met de waterfiets het land in dobbert: taxichauffeurs. Die zetten je onmiddellijk meteen onverbiddelijk stante pede ontzettend af. En dat bedoel ik dan financieel. Reken als toerist op het normale tarief maal drieduizend procent. Heb je blond haar? Vierduizend procent.
Verder wemelt het er van de muggen (ook verkrijgbaar met malaria), buschauffeurs met doodsverachting (alle busroutes gaan langs minimaal één ravijn), en op hol geslagen aircosystemen (die alleen de stand full power kennen).
Zo vertelden de meisjes. En zij kunnen het weten, want zij zijn er geweest.
Maar ondertussen is het wel logisch dat Jasper en Jenine die kant opgaan, want Vietnam is ontzettend fascinerend. Neem alleen al Ho Chi Minh. De fanatieke communist overleed in 1969, maar is nog steeds enorm populair. De Vietnamezen noemen hem Ome Ho.
Dan vraag je je toch af: wat is dat voor land, dat een overleden communist als grootste held heeft en naar hem verwijst met een allesbehalve statig koosnaampje?
Ome Ho lijkt trouwens wel een beetje op Mr. Miyagi uit The Karate Kid. Wax on, wax off. En Vietnam is op sommige plaatsen maar vijftig kilometer breed. Dat is Vietnam op zijn smalst. Banzai!
Vietnam is voor mij een big unknown. Ik ken het eigenlijk alleen van Platoon, Hamburger Hill, Billy Joel, en andere uitingen die verwijzen naar de Amerikaanse strijd tegen de Taliban van toen, de Vietcong.
Maar dat is alweer decennia geleden. Bovendien: dankzij Hamburger Hill heb ik gezien hoe je Vietnamese guerrillastrijders afknalt, maar wat leert mij dat over het land? Precies, niks. Nada. Niente.
De weinige dingen die ik weet komen van Wikipedia en van de twee meisjes die vorige week op een feestje vertelden van hun Aziatische wissewasjes. Vietnam was heel mooi, vertelden ze, en gelukkig niet zo warm als Cambodja, maar, en dat was zo’n beetje de bottom line moest ik begrijpen, reizend door Vietnam moest je als westerling wel behoorlijk op je hoede zijn.
Het eerste obstakel kom je al meteen na aankomst tegen, er vanuit gaande dat je niet met de waterfiets het land in dobbert: taxichauffeurs. Die zetten je onmiddellijk meteen onverbiddelijk stante pede ontzettend af. En dat bedoel ik dan financieel. Reken als toerist op het normale tarief maal drieduizend procent. Heb je blond haar? Vierduizend procent.
Verder wemelt het er van de muggen (ook verkrijgbaar met malaria), buschauffeurs met doodsverachting (alle busroutes gaan langs minimaal één ravijn), en op hol geslagen aircosystemen (die alleen de stand full power kennen).
Zo vertelden de meisjes. En zij kunnen het weten, want zij zijn er geweest.
Maar ondertussen is het wel logisch dat Jasper en Jenine die kant opgaan, want Vietnam is ontzettend fascinerend. Neem alleen al Ho Chi Minh. De fanatieke communist overleed in 1969, maar is nog steeds enorm populair. De Vietnamezen noemen hem Ome Ho.
Dan vraag je je toch af: wat is dat voor land, dat een overleden communist als grootste held heeft en naar hem verwijst met een allesbehalve statig koosnaampje?
Ome Ho lijkt trouwens wel een beetje op Mr. Miyagi uit The Karate Kid. Wax on, wax off. En Vietnam is op sommige plaatsen maar vijftig kilometer breed. Dat is Vietnam op zijn smalst. Banzai!
maandag, oktober 01, 2007
Zoals dat gaat: de koop trad snel in
Een man en zijn baardgroei, het is een gecompliceerde relatie. Scheren is als grasmaaien: je moet je er even toe zetten, maar is het klusje eenmaal geklaard, dan is de aanvankelijke weerzin vergeten en prijs je jezelf gelukkig met het resultaat.
Afgelopen weken was ik op zoek naar een nieuw scheerapparaat. Ik weet ook, andere Echte Mannen scheren zich met een bot mesje uit de keukenla of gaan gezichtsbeharing anderszins ambachtelijk te lijf, maar ik niet. Ik wil een toffe machine. Mesjesmannen zijn holbewoners.
Bovendien: op de gezichtsmaaiers van tegenwoordig valt nog maar weinig aan te merken. Het zijn wonderen der techniek, geavanceerd tot in de laatste carbonvezel. Als je tenminste de reclames moet geloven. En waarom twijfelen aan de oprechte bedoelingen van de fabrikant?
Goed, ik sloeg dus aan het oriënteren. De markt werd verkend. Het bleek in casu de scheerderij nog geen gemakkelijke opgave. Er moeten tal van knopen doorgehakt. Roterend of vibrerend? Nat of droog? Eén scheerkop of meerdere? Stuk voor stuk pittige dilemma’s voor de oriënterende consument.
Vooral omdat je al die factoren niet simpel tegen elkaar kunt wegstrepen. Neem nou nat scheren. Dat is ontzettend stoer, zo communiceren alle reclames non-verbaal, want het kan onder de douche. Mij ontgaat wat daar stoer aan is, maar wie ben ik om een mooi onzinverhaal te weerspreken? En dus werd ook de factor stoer meegewogen.
Na een tijdje oriënteren wist ik alles van de scheermarkt, maar had ik nog steeds geen knoop doorgehakt. Totdat staand voor het rek met alle mogelijke maaiers de wetmatigheid die Jan Kleinnijenhuis me bijbracht in werking trad. De kern ervan luidt dat je uiteindelijk kiest voor datgene dat het meest gaat in de richting van wat je wilt.
Deze wetmatigheid is als een gif waarvoor geen tegengif bestaat. Eenmaal besmet treedt de koop binnen tien minuten in. Rationele overwegingen zijn gedurende je laatste minuten het eerste slachtoffer. Als laatste sneuvelt het positieve banksaldo.
En zo ging het. Ik stond daar, voelde het gif door mijn aderen stromen, luisterde naar mijn hart, pakte de doos, liep naar de kassa, gaf het meisje mijn rib, en fietste adrelineus naar huis, een ultrahip precisiescheersysteem met Triple Track-scheerhoofden en superieure Lift & Cut-technologie in de tas.
Afgelopen weken was ik op zoek naar een nieuw scheerapparaat. Ik weet ook, andere Echte Mannen scheren zich met een bot mesje uit de keukenla of gaan gezichtsbeharing anderszins ambachtelijk te lijf, maar ik niet. Ik wil een toffe machine. Mesjesmannen zijn holbewoners.
Bovendien: op de gezichtsmaaiers van tegenwoordig valt nog maar weinig aan te merken. Het zijn wonderen der techniek, geavanceerd tot in de laatste carbonvezel. Als je tenminste de reclames moet geloven. En waarom twijfelen aan de oprechte bedoelingen van de fabrikant?
Goed, ik sloeg dus aan het oriënteren. De markt werd verkend. Het bleek in casu de scheerderij nog geen gemakkelijke opgave. Er moeten tal van knopen doorgehakt. Roterend of vibrerend? Nat of droog? Eén scheerkop of meerdere? Stuk voor stuk pittige dilemma’s voor de oriënterende consument.
Vooral omdat je al die factoren niet simpel tegen elkaar kunt wegstrepen. Neem nou nat scheren. Dat is ontzettend stoer, zo communiceren alle reclames non-verbaal, want het kan onder de douche. Mij ontgaat wat daar stoer aan is, maar wie ben ik om een mooi onzinverhaal te weerspreken? En dus werd ook de factor stoer meegewogen.
Na een tijdje oriënteren wist ik alles van de scheermarkt, maar had ik nog steeds geen knoop doorgehakt. Totdat staand voor het rek met alle mogelijke maaiers de wetmatigheid die Jan Kleinnijenhuis me bijbracht in werking trad. De kern ervan luidt dat je uiteindelijk kiest voor datgene dat het meest gaat in de richting van wat je wilt.
Deze wetmatigheid is als een gif waarvoor geen tegengif bestaat. Eenmaal besmet treedt de koop binnen tien minuten in. Rationele overwegingen zijn gedurende je laatste minuten het eerste slachtoffer. Als laatste sneuvelt het positieve banksaldo.
En zo ging het. Ik stond daar, voelde het gif door mijn aderen stromen, luisterde naar mijn hart, pakte de doos, liep naar de kassa, gaf het meisje mijn rib, en fietste adrelineus naar huis, een ultrahip precisiescheersysteem met Triple Track-scheerhoofden en superieure Lift & Cut-technologie in de tas.
Abonneren op:
Posts (Atom)