Ze zijn alweer een tijdje terug uit Vietnam, Jasper en Jenine, maar de avonturen moeten we nog van ze vernemen. Voor ze hun ongetwijfeld spectaculaire verhalen delen met de wereld, willen ze eerst de foto’s hebben geselecteerd, zeggen ze.
Ze zijn er in ieder geval wel geweest, in Vietnam. In de hal hangt namelijk een foto van een rijstveld, mét plukker, en die heb je niet op de Utrechtse Heuvelrug. Bovendien heeft Jasper een Vietnamese krant voor me meegenomen.
De Viêt Nam News is niet wat je noemt een onafhankelijk dagblad. Vietnam wordt centraal geleid door de communistische partij, en dat merk je aan Viêt Nam News. Mijn exemplaar van donderdag 1 november opende in ieder geval met: Partijleider ontvangt Chinese partijdelegatie.
Als dat geen nieuws is.
Viêt Nam News noemt van communistische hotemetoten consequent alle functies. Dat zal de kolommen wel lekker vullen. Een voorbeeld: Cuban Communist Party Central Committee Second Secretary and State Council and Council of Ministers First Deputy Chairman, Raul Castro Ruz, has sent a messsage of sympathy for the loss of life and property to Typhoon Lekima.
Niet best, maar ook wel lachwekkend. Daarom nog een voorbeeld: The Party Chief asked Liu Yunshan to convey his regards to Chinese Party General Secretary and State President Hu Jintao and other leaders of the 17th CPC Central Executive Committee as well as his invitation to General Secretary Hu Jintao to visit Viet Nam.
Ze zullen op de redactie in Hanoi wel geen afdeling Research hebben. En op zeker ook geen mannetje dat feiten checkt. Een artikel over Algerije – een land waarin Vietnam veel investeert, zo staat er – vermeldt Praag als hoofdstad.
Als je wilt weten wat er in de wereld gebeurt kun je dus best zonder Viêt Nam News. De krant is vooral van belang voor wie wil weten waar de partijleider de voorgaande dag was. Daar staat tegenover dat de krant bijna niks kost: 5000 Vietnam Dong, iets minder dan 20 eurocent.
En dát bedrag is Viêt Nam News dubbel en dwars waard. Op pagina 28 stuitte ik namelijk op een aflevering van Calvin en Hobbes, de geniale strip van Bill Watterson. Reden te over een abonnement te nemen.
zondag, november 25, 2007
vrijdag, november 23, 2007
Daantje blijft
Van die dingen die je je afvraagt. Zoals dit: Daantje de wereldkampioen, het kinderboek van Roald Dahl, heet dat in Duitsland Daantje der Weltmeister?
Om een mij onduidelijke reden zou ik het raar vinden wanneer het zo was. Daantje der Weltmeister. Of Weltmeister Daantje.
Het had zomaar gekund, maar het is niet zo. Amazon.de leert dat Deutsche Kinder Danny oder die Fasanenjagd lezen. Dat is tenminste te hopen, want Danny the champion of the world is een prachtboek. Ik las het vroeger een keer of acht en ik ben geeneens een herlezer. Kun je nagaan.
Ik kwam Daantje tegen op zolder toen ik keek wat daar zoal te vinden was. We gaan immers verhuizen, dus de dingen moet bij elkaar gezocht. Maar niet alles kan mee. Oh nee, bij lange na niet. We gaan weliswaar een mooi pand bewonen, maar niet het hele pand is van ons. Dus na het zoeken moet er worden geselecteerd.
Het zoeken is het leukst. Je komt de mooiste dingen tegen. Een werkstuk Maatschappijleer uit VWO5, een tekening uit groep 6, en heel veel oude cassettebandjes. Vaak met snelle en nog maar moeilijk te harden happy hardcoremeuk, maar ook met tijdloze klassiekers van DJ Bobo, The Good Men en Usura.
Bij het selecteren is de vraag iedere keer: wat gaat er mee naar Utrecht, en wat blijft achter in Grou? Bij de cassettebandjes is het makkelijk: die blijven. Ik heb niet eens meer een cassettespeler. Bij alle andere dingen is het steeds een afweging. Maar waar leg je de lat? Bij praktisch nut, of bij sentimentele waarde?
We moeten er straks ook nog zelf bij passen, en dus wordt meestal gekozen voor praktisch nut. Dus Charly Lownoise, Mental Theo en de tekeningen blijven thuis. En ook Daantje blijft op zolder in Grou.
Om een mij onduidelijke reden zou ik het raar vinden wanneer het zo was. Daantje der Weltmeister. Of Weltmeister Daantje.
Het had zomaar gekund, maar het is niet zo. Amazon.de leert dat Deutsche Kinder Danny oder die Fasanenjagd lezen. Dat is tenminste te hopen, want Danny the champion of the world is een prachtboek. Ik las het vroeger een keer of acht en ik ben geeneens een herlezer. Kun je nagaan.
Ik kwam Daantje tegen op zolder toen ik keek wat daar zoal te vinden was. We gaan immers verhuizen, dus de dingen moet bij elkaar gezocht. Maar niet alles kan mee. Oh nee, bij lange na niet. We gaan weliswaar een mooi pand bewonen, maar niet het hele pand is van ons. Dus na het zoeken moet er worden geselecteerd.
Het zoeken is het leukst. Je komt de mooiste dingen tegen. Een werkstuk Maatschappijleer uit VWO5, een tekening uit groep 6, en heel veel oude cassettebandjes. Vaak met snelle en nog maar moeilijk te harden happy hardcoremeuk, maar ook met tijdloze klassiekers van DJ Bobo, The Good Men en Usura.
Bij het selecteren is de vraag iedere keer: wat gaat er mee naar Utrecht, en wat blijft achter in Grou? Bij de cassettebandjes is het makkelijk: die blijven. Ik heb niet eens meer een cassettespeler. Bij alle andere dingen is het steeds een afweging. Maar waar leg je de lat? Bij praktisch nut, of bij sentimentele waarde?
We moeten er straks ook nog zelf bij passen, en dus wordt meestal gekozen voor praktisch nut. Dus Charly Lownoise, Mental Theo en de tekeningen blijven thuis. En ook Daantje blijft op zolder in Grou.
maandag, november 19, 2007
Zo doen wij dat hier in dit land
Waar Amsterdamsestraatweg en Marnixlaan elkaar kruisen lag de weg open. Een chaos was het, van slalommende auto’s, haastig overstekende voetgangers en schichtig om zich heen kijkende fietsers.
Even verderop, vlakbij de ingang van het Julianapark, stonden ze met zijn achten. Acht donkerblauwe broeken, acht donkerblauwe petten met zwarte kleppen, acht strenge blikken. Het gezag.
Ik vroeg of er nog wat aan te doen was. Nee, want ze hadden een spotter en die had het geconstateerd, vertelde ze. Agente Wolswijk.
Van de kou, of omdat het haar eerste keer was, had ze blosjes op haar wangen. Door haar benen iets uit elkaar te zetten probeerde ze zichzelf een daadkrachtig imago aan te meten. Het wilde niet echt lukken.
De spotter bij de chaotische kruising was gewapend met een microfoontje, verklaarde agente Wolswijk. Zijzelf had een oortje, en zodoende kon ze me staande houden, wegens niet stoppen voor rood licht, zoals de aanklacht op het gele papiertje dat hier voor me ligt vermeldt.
Om mij heen was veel van hetzelfde. Overal stonden afgestapte fietsers met een wijdbeens noterende sterke arm te communiceren. Hun ogen stonden verbaasd. Werden ze hier opeens door het gezag tot de orde geroepen. Nog wel vanwege fietsen door rood licht op een kruising waar dat licht nog amper een functie vervulde en iedereen maar wat deed.
De agent naast mij onderschreef onbedoeld het vreemde van de situatie, toen een bebonde mevrouw bezwaar maakte. Tja, het is daar een zootje mevrouw, iedereen doet maar wat, ook de automobilisten.
Een allochtone meneer twee aanhoudingen verderop trok het niet langer. Dit is diefstal! Dit kan niet!, schreeuwde hij aldoor, tot een oudere agent met veel strepen zich ermee bemoeide.
Meneer, handelt u dit rustig af met de agent naast u. Als u het er niet mee eens bent, kunt u in beroep gaan. Waarna die onvermijdelijke en denigrerende zin volgde: Zo doen wij dat hier in dit land.
Met zijn achten.
Even verderop, vlakbij de ingang van het Julianapark, stonden ze met zijn achten. Acht donkerblauwe broeken, acht donkerblauwe petten met zwarte kleppen, acht strenge blikken. Het gezag.
Ik vroeg of er nog wat aan te doen was. Nee, want ze hadden een spotter en die had het geconstateerd, vertelde ze. Agente Wolswijk.
Van de kou, of omdat het haar eerste keer was, had ze blosjes op haar wangen. Door haar benen iets uit elkaar te zetten probeerde ze zichzelf een daadkrachtig imago aan te meten. Het wilde niet echt lukken.
De spotter bij de chaotische kruising was gewapend met een microfoontje, verklaarde agente Wolswijk. Zijzelf had een oortje, en zodoende kon ze me staande houden, wegens niet stoppen voor rood licht, zoals de aanklacht op het gele papiertje dat hier voor me ligt vermeldt.
Om mij heen was veel van hetzelfde. Overal stonden afgestapte fietsers met een wijdbeens noterende sterke arm te communiceren. Hun ogen stonden verbaasd. Werden ze hier opeens door het gezag tot de orde geroepen. Nog wel vanwege fietsen door rood licht op een kruising waar dat licht nog amper een functie vervulde en iedereen maar wat deed.
De agent naast mij onderschreef onbedoeld het vreemde van de situatie, toen een bebonde mevrouw bezwaar maakte. Tja, het is daar een zootje mevrouw, iedereen doet maar wat, ook de automobilisten.
Een allochtone meneer twee aanhoudingen verderop trok het niet langer. Dit is diefstal! Dit kan niet!, schreeuwde hij aldoor, tot een oudere agent met veel strepen zich ermee bemoeide.
Meneer, handelt u dit rustig af met de agent naast u. Als u het er niet mee eens bent, kunt u in beroep gaan. Waarna die onvermijdelijke en denigrerende zin volgde: Zo doen wij dat hier in dit land.
Met zijn achten.
zaterdag, november 17, 2007
Een standbeeld voor de grote Ruud Geels
De naam zal vast wel eens in mijn bijzijn gevallen zijn, maar als je mij drie weken geleden had gezegd: allerliefste Rutger, zeg mij eens wie Ruud Geels is, dan had ik een verhaal kunnen opgehangen over een staatssecretaris uit het tweede kabinet-Van Agt, of gegokt dat het iemand was die kortstondig bekendheid verwierf als deelnemer aan Wedden Dat.., dat toen nog werd gepresenteerd door Jos Brink.
Ik had in geen geval gezegd dat hij in de jaren zestig, zeventig en tachtig goaltjesdief was bij Feyenoord, Ajax en PSV. Want dat was Ruud Geels. En hij maakte elf doelpunten in twintig interlands. Ook niet misselijk.
Maar nu is er een biografie en is Ruud Geels aan de vergetelheid ontrukt. Dat gebeurde bijvoorbeeld met een optreden in De Wereld Draait Door. Matthijs van Nieuwkerk vond het onbegrijpelijk dat zo weinig mensen zich nog Ruud Geels herinnerden. Zei Matthijs ook eens iets zonder een tintelend plezier. En hij had een punt.
Het is toch onbegrijpelijk dat de grote Ruud Geels niet wordt gerekend tot de canon der vaderlandse sportgeschiedenis. Wat zeg ik, het is niet te snappen dat de grote Ruud Geels geen nationaal erfgoed is!
En dat zeg ik nog niet eens omdat die man altijd en overal scoorde (388 goals in 17 seizoenen, alleen Willy van der Kuijlen maakte er meer). Over dat scoren trouwens: hij maakte vooral veel kopgoals. Tijdens de presentatie van de biografie besloot niemand minder dan Dries Roelvink zijn aangepaste versie van My Way dan ook met:
Ruud scoorde altijd en overal
Vaak met een kooooopbaaaaaal
Maar om de goals is het me dus nog niet eens te doen. Het gaat me om de manier waarop de grote Ruud Geels juichte na een doelpunt. Armen wijd open, een sukkeldrafje, soms een sprongetje, en altijd lachen. Niks geen poespas.
Al juichend ging hij ook alvast weer naar de middenstip. Geen salto’s over reclameborden, geen gewieg met de armen, hij had een wedstrijd te voetballen. De grote Ruud Geels verdient voor zijn juichen een standbeeld.
Tegenwoordig zie je Gerald Sibon het trouwens nog wel eens zo doen, zo fijn juichen. Maar die is van zichzelf al een standbeeld. Dus dat telt niet.
Ik had in geen geval gezegd dat hij in de jaren zestig, zeventig en tachtig goaltjesdief was bij Feyenoord, Ajax en PSV. Want dat was Ruud Geels. En hij maakte elf doelpunten in twintig interlands. Ook niet misselijk.
Maar nu is er een biografie en is Ruud Geels aan de vergetelheid ontrukt. Dat gebeurde bijvoorbeeld met een optreden in De Wereld Draait Door. Matthijs van Nieuwkerk vond het onbegrijpelijk dat zo weinig mensen zich nog Ruud Geels herinnerden. Zei Matthijs ook eens iets zonder een tintelend plezier. En hij had een punt.
Het is toch onbegrijpelijk dat de grote Ruud Geels niet wordt gerekend tot de canon der vaderlandse sportgeschiedenis. Wat zeg ik, het is niet te snappen dat de grote Ruud Geels geen nationaal erfgoed is!
En dat zeg ik nog niet eens omdat die man altijd en overal scoorde (388 goals in 17 seizoenen, alleen Willy van der Kuijlen maakte er meer). Over dat scoren trouwens: hij maakte vooral veel kopgoals. Tijdens de presentatie van de biografie besloot niemand minder dan Dries Roelvink zijn aangepaste versie van My Way dan ook met:
Ruud scoorde altijd en overal
Vaak met een kooooopbaaaaaal
Maar om de goals is het me dus nog niet eens te doen. Het gaat me om de manier waarop de grote Ruud Geels juichte na een doelpunt. Armen wijd open, een sukkeldrafje, soms een sprongetje, en altijd lachen. Niks geen poespas.
Al juichend ging hij ook alvast weer naar de middenstip. Geen salto’s over reclameborden, geen gewieg met de armen, hij had een wedstrijd te voetballen. De grote Ruud Geels verdient voor zijn juichen een standbeeld.
Tegenwoordig zie je Gerald Sibon het trouwens nog wel eens zo doen, zo fijn juichen. Maar die is van zichzelf al een standbeeld. Dus dat telt niet.
zondag, november 11, 2007
Maastricht: welkom in België!
Nou heb ik altijd begrepen dat Maastricht een grote stad is. Een studentenstad ook, die daardoor bruist en vooral ook – en daar komt-ie, het favoriete woord van Matthijs van Nieuwkerk – tintelt.
Dat blijkt dus totaal niet te kloppen. Wij waren er afgelopen week tijdens een midweek Limburg en de stad was uitgestorven. In de kroegen, in de straten, in de winkels, in de parken, nergens een living soul.
Soms hoorde je een afslag verder een zachte gé, maar als je de hoek dan omsloeg, dan was er niets dan totale leegte. Teleurstellend.
Het komt misschien door burgemeester Gerd Leers (die Geert Dales-variant, maar dan hetero, van het CDA) dat ik dacht dat er in Maastricht het één en ander te beleven is. Gerd Leers mag zijn stadje graag met een prikkelende opmerking op de kaart zetten.
Dan denk je toch: die man zal het zelfvertrouwen daarvoor toch ergens aan ontlenen. Aan de statuur van z’n stadje bijvoorbeeld. Dankzij Gerd Leers verkeerde ik in ieder geval in de veronderstelling dat er in Maastricht wat te beleven is.
Is dus niet zo. Uitgestorven pleintjes is al wat de klok slaat in Maastricht. Uit verwondering vroegen we er nog even naar bij een verkoopster. Ze kon het alleen maar beamen. Aan het einde van de week was het meestal wel drukker, zei ze, want dan kwamen de Belgen en Duitsers. Tja.
Over Belgen gesproken. Midden in het centrum van Maastricht trilde op zeker moment mijn telefoon. Een sms van mijn provider: welkom in België! Mooie ironie, want in België valt zoals bekend ook weinig te verhapstukken.
Geef mij maar Valkenburg, of Fauquemont, zoals de Fransen zeggen. Daar is ook weinig te beleven, maar heb je tenminste nog de Cauberg om je kuiten op te blazen.
Dat blijkt dus totaal niet te kloppen. Wij waren er afgelopen week tijdens een midweek Limburg en de stad was uitgestorven. In de kroegen, in de straten, in de winkels, in de parken, nergens een living soul.
Soms hoorde je een afslag verder een zachte gé, maar als je de hoek dan omsloeg, dan was er niets dan totale leegte. Teleurstellend.
Het komt misschien door burgemeester Gerd Leers (die Geert Dales-variant, maar dan hetero, van het CDA) dat ik dacht dat er in Maastricht het één en ander te beleven is. Gerd Leers mag zijn stadje graag met een prikkelende opmerking op de kaart zetten.
Dan denk je toch: die man zal het zelfvertrouwen daarvoor toch ergens aan ontlenen. Aan de statuur van z’n stadje bijvoorbeeld. Dankzij Gerd Leers verkeerde ik in ieder geval in de veronderstelling dat er in Maastricht wat te beleven is.
Is dus niet zo. Uitgestorven pleintjes is al wat de klok slaat in Maastricht. Uit verwondering vroegen we er nog even naar bij een verkoopster. Ze kon het alleen maar beamen. Aan het einde van de week was het meestal wel drukker, zei ze, want dan kwamen de Belgen en Duitsers. Tja.
Over Belgen gesproken. Midden in het centrum van Maastricht trilde op zeker moment mijn telefoon. Een sms van mijn provider: welkom in België! Mooie ironie, want in België valt zoals bekend ook weinig te verhapstukken.
Geef mij maar Valkenburg, of Fauquemont, zoals de Fransen zeggen. Daar is ook weinig te beleven, maar heb je tenminste nog de Cauberg om je kuiten op te blazen.
zondag, november 04, 2007
Een kwestie van refreshen
Kijk dat dan. Window of hope. Deur der deuren. Oh, jij, opening naar frisse buitenlucht.
Ja mensen, dat gaat gewoon richting het dakterras van ons toekomstige onderkomen. En dat betekent afkicken, want ik ben inmiddels behoorlijk verslaafd geraakt aan het constant op internet zoeken naar aantrekkelijke appartementen in Utrecht. Hoeft nu dus niet meer.
We zijn er blij mee, vinden het een prachtig stulpje. De hemel en de aarde, de zon de sterren en de maan, de mooiste en de liefste. Vinden wij. Maar ja, het is dan ook óns appartement. Dat wil zeggen: wij liggen krom voor de huur. Dat wil zeggen: Janne ligt krom voor de huur.
De afgelopen weken zochten we hoe langer hoe fanatieker. Dat trok een spreekwoordelijke wissel, want ik kon op het laatst niet meer stoppen met refreshen. Steeds weer keek ik of er nog iemand iets in de etalage had gezet. Bleek meestal niet zo te zijn.
Maar als het dan het geval was, dan volgde soms een bezichtiging. We hebben zo her en der in de stad naar binnen kunnen kijken. Mooiste locatie: onder de Dom, aan het Domplein. Vreemdste ervaring: aan de Van Eimerenstraat bij ene Edwin. Daar was het niet zo fris allemaal.
Beste wegdroomhoekje: het herenhuis uit 1902 in de F.C. Dondersstraat. Meest creatieve hoekje: het toilet aan de Sweder van Zuylenweg. Prachtig weggewerkt. Mooiste keuken: aan de Nieuwlichtstraat. Haute cuisine, drie hoog in Ondiep.
En tot slot het meest perfecte plaatje: de uiteindelijke verovering op de foto. We hebben net zo lang gerefresht tot hét voorbijkwam. Klik.
Ja mensen, dat gaat gewoon richting het dakterras van ons toekomstige onderkomen. En dat betekent afkicken, want ik ben inmiddels behoorlijk verslaafd geraakt aan het constant op internet zoeken naar aantrekkelijke appartementen in Utrecht. Hoeft nu dus niet meer.
We zijn er blij mee, vinden het een prachtig stulpje. De hemel en de aarde, de zon de sterren en de maan, de mooiste en de liefste. Vinden wij. Maar ja, het is dan ook óns appartement. Dat wil zeggen: wij liggen krom voor de huur. Dat wil zeggen: Janne ligt krom voor de huur.
De afgelopen weken zochten we hoe langer hoe fanatieker. Dat trok een spreekwoordelijke wissel, want ik kon op het laatst niet meer stoppen met refreshen. Steeds weer keek ik of er nog iemand iets in de etalage had gezet. Bleek meestal niet zo te zijn.
Maar als het dan het geval was, dan volgde soms een bezichtiging. We hebben zo her en der in de stad naar binnen kunnen kijken. Mooiste locatie: onder de Dom, aan het Domplein. Vreemdste ervaring: aan de Van Eimerenstraat bij ene Edwin. Daar was het niet zo fris allemaal.
Beste wegdroomhoekje: het herenhuis uit 1902 in de F.C. Dondersstraat. Meest creatieve hoekje: het toilet aan de Sweder van Zuylenweg. Prachtig weggewerkt. Mooiste keuken: aan de Nieuwlichtstraat. Haute cuisine, drie hoog in Ondiep.
En tot slot het meest perfecte plaatje: de uiteindelijke verovering op de foto. We hebben net zo lang gerefresht tot hét voorbijkwam. Klik.
Zelfs gratis is duurbetaald
Goed. Dus Ajax won vandaag van Roda JC. Op zich is dat jammer, want nu zal het cynisme van Willem Vissers, verslaggever van de Volkskrant, wegebben. Van de andere kant: het voetbal was nog niet geweldig, dus we kunnen vast nog even genieten van Vissers’ venijnige uithalen. Mooi zo.
Het zit zo. Sinds ik mij kan herinneren ben ik aanhanger van Ajax. Niemand weet hoe dat zo is gekomen, maar ik vermoed door de stiftballetjes van Dennis Bergkamp, want daar ben ik mee opgegroeid.
Erg fanatiek ben ik nooit geweest. Sterker nog, ik ben maar één keer in mijn leven bij een thuiswedstrijd van Ajax geweest. Van de andere kant: op een gegeven moment had ik plaatjes van John van Loen, die eens spits van Ajax was, over mysteries gesproken, op mijn kamer hangen. En ik heb nog ergens een sjaal. Dat zegt toch ook wel wat.
Maar goed, het gaat niet zo best met Ajax, alweer een jaar of twaalf. Het gaat zelfs steeds slechter. Je moet wel erg je best doen wil je van Ajax houden. De club is als een ouwe Citroën. Daarom is het mooi dat er Willem Vissers zijn, die stijlvol de vinger op de zere plek leggen.
Je kunt het vooral zien aan de koppen. Neem die over de voorronde van de Champions League, waarin Ajax onderuit ging tegen Slavia Praag. Ajax naïef als jeugdelftal.
Vissers schreef ook: Het pretentieuze beleidsplan is een luchtballon. (…) Voorzetten waren te laag of te hoog. Rommedahl schoot een hoekschop bijna recht de lucht in. Dat is geen toeval meer. (...) Ajax is een schip met gaten in de boeg. De boot maakt water en zinkt.
Daarna volgde de uitschakeling in de Uefa Cup tegen Dinamo Zagreb, nog zo’n martelgang in twee bedrijven. Doffe ellende. Het cynisme krijgt de overhand, schreef Vissers. Zelfs gratis is duur betaald bij het huidige Ajax.
Op onverklaarbare wijze werden ondertussen in de competitie aardig wat punten verzameld. Maar net toen Vissers op zoek moest naar argumenten, kneep Henk ten Cate er tussenuit. Strompelend van crisis naar crisis.
Nu is Adrie Koster trainer van Ajax. Koster is een toffe peer die je alle succes van de wereld gunt. Toch hoop ik stiekem op een nieuw debacle. Kan Vissers weer los. Van de week: Stam stapt ineens op. Eén jaarring te veel voor Jaap Stam. (...) Verdediger is niet meer op zijn taak berekend en speelt in elftal dat parodie is op het Ajax van vroeger.
Fijn.
Het zit zo. Sinds ik mij kan herinneren ben ik aanhanger van Ajax. Niemand weet hoe dat zo is gekomen, maar ik vermoed door de stiftballetjes van Dennis Bergkamp, want daar ben ik mee opgegroeid.
Erg fanatiek ben ik nooit geweest. Sterker nog, ik ben maar één keer in mijn leven bij een thuiswedstrijd van Ajax geweest. Van de andere kant: op een gegeven moment had ik plaatjes van John van Loen, die eens spits van Ajax was, over mysteries gesproken, op mijn kamer hangen. En ik heb nog ergens een sjaal. Dat zegt toch ook wel wat.
Maar goed, het gaat niet zo best met Ajax, alweer een jaar of twaalf. Het gaat zelfs steeds slechter. Je moet wel erg je best doen wil je van Ajax houden. De club is als een ouwe Citroën. Daarom is het mooi dat er Willem Vissers zijn, die stijlvol de vinger op de zere plek leggen.
Je kunt het vooral zien aan de koppen. Neem die over de voorronde van de Champions League, waarin Ajax onderuit ging tegen Slavia Praag. Ajax naïef als jeugdelftal.
Vissers schreef ook: Het pretentieuze beleidsplan is een luchtballon. (…) Voorzetten waren te laag of te hoog. Rommedahl schoot een hoekschop bijna recht de lucht in. Dat is geen toeval meer. (...) Ajax is een schip met gaten in de boeg. De boot maakt water en zinkt.
Daarna volgde de uitschakeling in de Uefa Cup tegen Dinamo Zagreb, nog zo’n martelgang in twee bedrijven. Doffe ellende. Het cynisme krijgt de overhand, schreef Vissers. Zelfs gratis is duur betaald bij het huidige Ajax.
Op onverklaarbare wijze werden ondertussen in de competitie aardig wat punten verzameld. Maar net toen Vissers op zoek moest naar argumenten, kneep Henk ten Cate er tussenuit. Strompelend van crisis naar crisis.
Nu is Adrie Koster trainer van Ajax. Koster is een toffe peer die je alle succes van de wereld gunt. Toch hoop ik stiekem op een nieuw debacle. Kan Vissers weer los. Van de week: Stam stapt ineens op. Eén jaarring te veel voor Jaap Stam. (...) Verdediger is niet meer op zijn taak berekend en speelt in elftal dat parodie is op het Ajax van vroeger.
Fijn.
vrijdag, november 02, 2007
De mannen van het juiste spoor
Het is geen toeval dat een verloren gewaand schilderij van Rembrandt juist vorige week werd ontdekt. Het was namelijk de week dat Nederland afscheid nam van Jan Wolkers.
Kijk eens goed naar het schilderij. Daar staat die goeie ouwe Jan ons gewoon toe te lachen. Het is de voorzienigheid die ons zo duidelijk maakt dat Jan Wolkers toch echt de Grote Eén was, een Hollandse meester.
En nog een vrolijke ook, precies zoals Rembrandt zichzelf schilderde. Het zelfportret beeldt ‘Democritus de lachende filosoof’ uit. Dat lijkt me geen eretitel voor een denker. Als je de dagen vult met peinzen over de zin van het leven, dan wil je niet te boek staan als lachebekje.
Bovendien, je bent een denker of je bent een ginnegap. Een combinatie is niet mogelijk. Maar Democritus, onze schuddebuikende piekeraar, was blijkbaar wel beide. Voorwaar een prestatie.
Maar goed, terug naar Wolkers. Die heeft ons toch maar mooi op het juiste spoor gezet, omdat ook hij een schijnbaar onmogelijke combinatie was. Met zijn blijmoedige ernst, en zijn serieuze lichtvoetigheid, liet hij zien dat er meer is dan alleen wit en zwart. Je kunt je overdag een beetje zorgen maken en er ’s avonds toch iets moois van maken. Of andersom. Als een hedendaagse lachende filosoof.
Het is daarom ook helemaal geen toeval dat M, het maandelijkse magazine van NRC Handelsblad, Jan Wolkers kort voor zijn overlijden afbeeldde alsof het een portret van Rembrandt betrof. Rembrandt en Wolkers, dat was gewoon twee handen op één buik.
Het is daarom ook helemaal geen toeval dat Jan Wolkers het boek De spiegel van Rembrandt schreef. Zoals Rembrandt in zijn schilderijen laveerde tussen licht en donker, zo deed Wolkers dat in zijn boeken. En zoals Rembrandt zich met compositie afzette tegen de gevestigde orde, zo deed Wolkers dat met woorden.
Maar goed, ze zijn beide dood, de een alweer wat langer dan de ander, dus we moeten maar op zoek naar een volgende.
Kijk eens goed naar het schilderij. Daar staat die goeie ouwe Jan ons gewoon toe te lachen. Het is de voorzienigheid die ons zo duidelijk maakt dat Jan Wolkers toch echt de Grote Eén was, een Hollandse meester.
En nog een vrolijke ook, precies zoals Rembrandt zichzelf schilderde. Het zelfportret beeldt ‘Democritus de lachende filosoof’ uit. Dat lijkt me geen eretitel voor een denker. Als je de dagen vult met peinzen over de zin van het leven, dan wil je niet te boek staan als lachebekje.
Bovendien, je bent een denker of je bent een ginnegap. Een combinatie is niet mogelijk. Maar Democritus, onze schuddebuikende piekeraar, was blijkbaar wel beide. Voorwaar een prestatie.
Maar goed, terug naar Wolkers. Die heeft ons toch maar mooi op het juiste spoor gezet, omdat ook hij een schijnbaar onmogelijke combinatie was. Met zijn blijmoedige ernst, en zijn serieuze lichtvoetigheid, liet hij zien dat er meer is dan alleen wit en zwart. Je kunt je overdag een beetje zorgen maken en er ’s avonds toch iets moois van maken. Of andersom. Als een hedendaagse lachende filosoof.
Het is daarom ook helemaal geen toeval dat M, het maandelijkse magazine van NRC Handelsblad, Jan Wolkers kort voor zijn overlijden afbeeldde alsof het een portret van Rembrandt betrof. Rembrandt en Wolkers, dat was gewoon twee handen op één buik.
Het is daarom ook helemaal geen toeval dat Jan Wolkers het boek De spiegel van Rembrandt schreef. Zoals Rembrandt in zijn schilderijen laveerde tussen licht en donker, zo deed Wolkers dat in zijn boeken. En zoals Rembrandt zich met compositie afzette tegen de gevestigde orde, zo deed Wolkers dat met woorden.
Maar goed, ze zijn beide dood, de een alweer wat langer dan de ander, dus we moeten maar op zoek naar een volgende.
Abonneren op:
Posts (Atom)