woensdag, december 24, 2008

Ontzettend lachen tijdens de Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen

Woensdag 24 december 2008. Het weer doet druilerig, lijkt er geen zin in te hebben, maar thank God voor Erwin Kroll, want die vertelt van een front dat eraan komt. Het weer maakt zich op voor een paar koude dagen en nachten. En morgen is het kerst.

Van die dagen.

Zoals de Bijenkorf de Drie Dwaze Dagen heeft, waarop iedereen doelloos afkomt, zo heeft de hele Westerse wereld de Twee Doelloze Dagen, waarop iedereen verdwaasd aankomt.

Iedereen eet zich een slag in de rondte tijdens de kerstdagen. Uit verveling meestal, maar ook omdat na een half uurtje het meeste wel is gezegd tegen de familie – een volle mond is een prima excuus om je bakkes te houden.

Zitten, malen en naar buiten staren. Herkauwen.

Een mooie paradox: mensen die zich graag vervelen, hebben met kerst de tijd van hun leven.

Met kerst staat de hele wereld stil. Maar dikke jippie, want de redding is nabij: internet. De internets! Daar waar de wereld altijd door draait. Daarom, omdat het kan, doop ik, Rutger, de kerstdagen bij deze om tot de Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen. Hoera!

Laat ons beginnen met de zogenaamde prankvideo’s – filmpjes die zijn gemaakt door mensen die een ander te grazen namen. Soms zijn ze niet leuk of gewoon suf, soms zijn ze erg grappig. Tip: in studentenhuizen wordt wat af geprankt. Wees daarom slim, zoek op ‘prank roommate’!

Een hele andere categorie vormen de Onbedoeld Grappige Websites. Dergelijke sites zijn erg om te lachen, terwijl dat nooit de bedoeling van de maker is geweest. Neem bijvoorbeeld de site van Ton van den Berg, die de dierentuin van Keulen een 7.9 geeft wegens ‘enthousiaste dieren’.

Op zijn site heeft Ton al zijn vakanties gerangschikt. Die in het rood hebben net even meer indruk gemaakt dan de andere vakanties die zonder uitzondering ook geweldig waren. En de vakanties gemarkeerd met een sterretje waren per vliegtuig. Ton, bedankt!

Tip: Google voor dergelijke sites op termen als ‘eeuwenoude voorliefde voor pindakaas’, ‘penningmeester van de damclub’ en ‘dolle pret’. Succes verzekerd!

Zoals het een zegen is dat George W. Bush straks een out of office-reply heeft, zo is het een pracht dat al zijn rake one-liners her en der zijn bijgehouden. Ook hiermee kun je het prima een paar uur uitzingen tijdens de Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen.

De Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen zouden de Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen niet zijn als er niet ook werd omgekeken. Er is eerder immers zoveel moois gemaakt. Door deze twee mannen bijvoorbeeld. Maar ook door deze man en dit gezelschap.

Tot besluit: het geniale project van Tony B. Het voldoet aan geen enkele definitie van grappig, maar als je doorkrijgt wat je er allemaal mee kunt, lach je je gegarandeerd een ongeluk.

En dat is dat. Maak er mooie Lachen Om Het Online Op De Internets Dagen van!
.

zondag, december 21, 2008

Aadje de Garantie voor Succes

Ja mensen, hulde voor mij. Hoezee! Driewerf hoera: hoera hoera hoera! Ik ben de beste, dat wil zeggen, een van de vijftien besten. Hoe dan ook, ik heb gewonnen. Ik!

De eerste dichtwedstrijd waaraan ik meedoe en meteen de overwinning – wie had dat gedacht?

Vier regels, vier rake klappen, brachten mij de buit: Het Nieuwste Schavot Sportboek, in een wedstrijd die was uitgeschreven door Het Nieuwste Schavot, de sportrubriek die niet voor niets bekend staat als De Gezelligste Rubriek Ter Wereld Aller Tijden. Het ís namelijk de gezelligste rubriek ter wereld aller tijden.

Nu zou ik hier allerlei gecompliceerde psychologische bomen kunnen opzetten over het waarom van de kracht van Het Sportboek, maar dat zou niet zoveel zin hebben. De absolute genialiteit van het boek is namelijk in twee woorden samen te vatten: geniaal bladeren.

Voor verschijnen dacht ik nog: dat zal wel een aardig niemendalletje worden, geinig voor de leuk. Maar nu blijkt dat de samenstellers van de zaterdagse krantenrubriek van de Volkskrant een heavy quality boek van 288 pagina’s in elkaar hebben gedraaid, waarvan elke pagina de moeite waard is. Hulde!

In Het Nieuwste Schavot Sportboek staan natuurlijk de dubbelgangers, zoals hierboven Johan Derksen en Vergeetachtige Jan, Harmen Siezen en Marcello Lippi, Jack en Shrek en Jaap Stam met zijn eigen dubbelganger, een beeld van het Paaseiland.

Het Sportboek bevat daarnaast de onvolprezen cursus voetbaltaal. Daaruit komt het volgende fragment over het scoren van een doelpunt, wat taalkundig dubbelop is, maar voetbaltaalkundig allerminst.

De commentator die zegt dat de spits ‘een magistraal doelpunt scoort’ hoeft geen kritiek te vrezen. (…) Behalve ‘hij zit erin’ of ‘doelpunt’ is het zodoende ook correct om te zeggen: ‘Hij hangt’. (…) ‘Hangt!’ zonder meer is ook goed.

Het gebeurt steeds vaker dat de commentator
(…) volstaat met het meerdere malen herhalen van de naam van de schutter. ‘Dennis Bergkamp! Dennis Bergkamp!!’ De allergrootsten beperken zich tot een eenvoudig ‘Ja hoor, ja hoor!!’, of zelfs ‘Ohhhhhhhh! O ja!!’.

Andere omschrijvingen voor een doelpunt of ‘treffer’: ‘het net laten bollen’ (ouderwets), ‘de bal in het mandje deponeren’, ‘de keeper kansloos laten’, of ‘de bal tegen de touwen schieten’.


Enzovoort.

Natuurlijk bevat het Nieuwste Schavot Sportboek ook tal van opvallende onderzoeksresultaten, boven water gehaald door drs. Broer ‘Pipo’ Jol. Hij ontdekte bijvoorbeeld dat ook in de sportwereld veelvuldig Wikipedia-pagina’s worden gepimpt.

Aan het lemma ‘Johan Cruijff’ is enorm gesleuteld, vooral aan het stuk over het ‘zwembadincident’ (WK 1974). Zo werden de woorden ‘nackte Mädchen’ vervangen door ‘in badpak geklede boerinnen van middelbare leeftijd, wie aan het aquajoggen waren’. (…) Of Cruijff zelf de Wikipimper is, is onduidelijk.

In het lemma ‘Aad de Mos’ werd ook gerommeld. De opmerking dat De Mos ‘de minder vlijende bijnaam Aadje Afkoopsom’ heeft is veranderd in ‘De Mos wordt ook wel Aadje de Kampioenenmaker, Aadje de Garantie voor Succes, Generaal Aadje, Geniale Aadje, Aadje de Trots van Den Haag of Aad het Tactische Meesterbrein genoemd’.

In dit artikel meldt drs. Broer ‘Pipo’ Jol dat niet alle manipulatie even geraffineerd is. Zo staat in het Wiki-lemma van Jaap Stam: Hij vertrok naar Lazio Roma. Daar werd hij in 2001 niet betrapt op nandrolon.

En zo gaat het maar door.

Heerlijk.

maandag, december 15, 2008

Gelukkig waren er de bananen

Het schiet natuurlijk wel even door je hoofd, maar op dat moment denk je er niet echt bij na. Het was ergens in september en Sietse stelde voor een halve marathon te gaan lopen op Ameland. Op 13 december.

Het kan koud zijn op 13 december, ook op Ameland. Sietse haalde me op van de boot zaterdag en wees naar een paar vlaggen verderop. Planken leken het, zo strak stonden ze. Ja, dat was fijn. Windkracht zes en wij moesten onderweg vijf kilometer over het strand rennen. Recht tegen de wind in.

Ameland uit, altijd lastig.

Na de start stuurde de organisatie ons eerst nog het bos in. Daar ging het drie kilometer heuveltje op en heuveltje af, totdat we op het strand belandden. Siberisch, dat was het daar. Een lang lint pioniers trok er door onherbergzaam gebied.

De temperatuur schommelde rond het vriespunt. Het brede strand lag er als een enorme kale, kille vlakte bij. Nu en dan blies de wind een vlaag zand langs onze enkels. Een uitzicht was er vast, maar ik zag het niet. Ik lette op de benen voor me, zorgde dat ik in het spoor en uit de wind bleef.

Op die manier stoempend kreeg ik opeens die heerlijke associatie – dit was gewoon een Elfstedensfeertje. Ineens was het fijn om daar zo te rennen. Weliswaar zonder enig gevoel in de ledematen, maar wel in een lekkere cadans.

Het was op Ameland mijn derde loopwedstrijd ooit, na eerder 15 en 16,1 kilometer te hebben afgelegd. Zoals ze dan zeggen in Amerika: dit was een heel ander balspel. Een heel ander balspel nou en of. 21,1 kilometer.

Gelukkig waren er de bananen. Die werden om de vijf kilometer uitgedeeld. En de wind kwam ook een tijdje van achteren. Dat scheelde.

Het leidde allemaal tot een eindtijd van 1:41:08. Redelijk. Maar het moet sneller kunnen, op 11 januari bij Egmond.

Deze week denk ik daar nog niet aan. Deze week prijs ik me gelukkig dat in ons huis eerder een oude dame woonde. De handgrepen in het toilet en de leuningen langs de trap, ze helpen me, nu mijn beenspieren even geen thuis geven.
.


Op reis met mijn geniale heldenuitvinding

Het Nederlands, dat is op zich een prima taal. Volgens het Instituut voor Nederlandse Lexicologie hebben we meer dan een miljoen woorden tot onze beschikking. Daar kun je dus wel wat kanten mee op. Niks te klagen.

Dat gezegd hebbende, vrijdagavond zat ik in de trein. Ik moest van Amsterdam naar Grou, een reis die uiteindelijk twee en een half uur duurde en ook nog via Utrecht ging, door een aanrijding bij Baarn.

De NS is behoorlijk goed bezig de laatste tijd. Ik reis al een poosje heen en weer tussen Utrecht en Amsterdam en ik kan me een tijd herinneren dat de weken bezaaid lagen met bladeren op het spoor, vierkante wielen, bevroren wissels, zelfmoordenaars, blikseminslagen en gebroken bovenleidingen. Hoor je niet veel meer over. Ook hier niks te klagen.

*klopt een en ander fanatiek af*

Dus op vrijdagavond dacht ik: aanrijdinkje bij Baarn, overkomt de besten, gaan we toch via Utrecht, gaat goed komen, here we go, lekkerprima.

Toen nestelde zich naast me een blond meisje van krap twee meter. Ze pakte haar telefoon en begon er hard in te schreeuwen. Bleek dat ze Gronings was en naar de heimat ging. Ze bulderde de hele wagon bij elkaar, maar echt gekke dingen zei ze niet. Maar haar accent, dat trof me.

En nu kan ik wel proberen dat accent te beschrijven, een poging doen om weer te geven wat het was dat me dwong te luisteren naar wat ze zei – nog los van de decibels, maar zó rijk is de Nederlandse taal nou ook weer niet. Zo kwam ik erop.

Nou goed, om een beetje een idee te geven: heel veel zinnen begonnen met ‘Ja, hooi!’-achtige klanken. Ze werden door het enorme meisje uitgesproken alsof ze voor een volle biertent Bennie Jolink imiteerde. Oerend hard dus.

Voor me vrat ondertussen een mevrouw een zak snoep leeg. Ze maalde en maalde en ging maar door. Aan de zoete geur van winegum, schuimblokken, zuurmatjes en smurfen kon ik niet ontsnappen, maar aan het geluid wel.

Ik zette mijn iPod aan (weer een fijn album van tenminste twee decennia oud) en was verdwenen. Op reis in mijn eigen wereld.

Je hebt mensen die afgeven op de mp3-cultuur. Iedereen zou er door in zijn eigen wereld leven. De sociale cohesie zou verdwijnen. En zo verder. Maar zittend in de trein naast een bellende terrorGrunnse en tegenover een industrieel snoepverwerker kun je het fenomeen portable audio toch alleen maar beschouwen als een geniale heldenuitvinding. Oh zo.

Zo boemelde ik via Utrecht, Amersfoort en Zwolle langs allemaal plaatsen waarvan ik de naam niet ken en die ik in het donker ook niet kon zien. De zak snoep stapte uit, de belbundel stapte over en ik zat waar ik zat, en dacht aan allerlei bijvoeglijke termen die de Nederlandse taal voor dit soort avonden kent.

Verrukkelijk, onder andere.
.

zondag, november 30, 2008

Missie geslaagd: een 25 jaar oud album

Verbod op Zweedse band, las ik in de krant. Ik zuchtte opgelucht. Het werd tijd zeg. Lang genoeg hebben we hun tirannie moeten doorstaan. Maar nu zijn we dan eindelijk van Abba verlost.

Nou ja, het bericht ging natuurlijk niet over Abba, maar het had zomaar gekund.

Je moet het gewoon toegeven: de muziek van Abba, dat kán gewoon niet. Het is van een kitscherigheid, allemachtig!

Abba is een suikerspin. Daar denk je nu en dan zin in te hebben, maar dan neem je een hap – luister je een refrein, en dan weet je wel weer genoeg. Doei.

Terwijl ik het niet zo heb op Abba, heb ik een zwak voor Queen. Het is echt waar. Ik zeg hé, Queen is cool! Dat vindt ook de OOR. Queen is cool!, las ik op hun cover. En de OOR kan het weten, want de OOR is een muziektijdschrift.

Nou ja, Queen is natuurlijk helemaal niet koel. Queen is even koel als die oude mannen bij de OOR. (Wat ook meteen de reden is dat ze dachten te scoren met Queen.) Queen is weliswaar goed, maar dat is iets totaal anders.

Koel en goed, het zijn neef en nicht. Ze komen wel eens bij elkaar op visite, maar daarmee houdt het ook op.

Waar ik naartoe wil? Een paar jaar geleden had ik een discussie met Jasper. Het ging over Coldplay en hun nieuwe, bombastische album X&Y. Jasper vond het niet goed: welke ongenuanceerde weg waren ze nu ingeslagen?

Ik zei dat dat er niet toe deed. Het album was weinig subtiel, inderdaad, maar de nummers waren lekker. En dus was het een goed album.

Recensenten boorden het album de grond in. Zij steunden Jasper.

Iedereen had gelijk. Het probleem: van recensenten moeten bands altijd progressie maken. Er moet ontwikkeling zitten in hun werk. Een cd volgooien met lekkere nummers is niet genoeg. Vernieuwing moet, jezelf uitvinden, koel zijn!

Het lijkt me voor artiesten nogal irritant. Je kunt een lekker derde album maken, goed zijn, maar als ie lijkt op de eerste, dan is het niks. Niet koel genoeg.

Afgelopen jaar verscheen Viva la Vida, het vierde album van Coldplay. De recensenten: compleet ruk en doffe ellende. Ze hadden de cd langs de vernieuwingsmeetlat gelegd en ja, dan kom je inderdaad niet tot een hoge score. Ik vond ook dat Viva la Vida net even met twintig strijkers teveel was dichtgesmeerd, totdat ik erachter kwam dat die dichtgesmeerde nummers erg lekker waren.

Had Jasper me verteld.

En zo kom ik bij Keane. Stelletje Britten met de oplossing voor koel en goed. (Overigens, als je steeds weer een koel album kunt maken, dan zit je altijd goed. Maar dat lukt dus bijna niemand.) Hoe dan ook, Keane maakte met Perfect Symmetry een album van wel 25 jaar oud.

Het is echt waar en erg knap. Het is compleet jaren tachtig. Alsof Back to the Future pas uit is en Lothar Mattheus net doorgebroken. Soms hoor je Queen. Dan weer A-Ha. Koel is het allemaal niet. Het is gewoon lekker. Kudos voor Keane.
.

zondag, november 23, 2008

Dansen Of Pogingen Daartoe

Kinderen schamen zich snel voor hun ouders. Is gewoon zo. Het lijkt me ook een redelijk normale emotie, waar ieder kind vroeg of laat door wordt overvallen.

Ma die je op het schoolplein voor het oog van de wereld nog een zoen geeft. Pa die de longen uit zijn lijf schreeuwt langs de lijn. Pa die ondersteboven is van je vriendin.

De vierde klas, geschiedenisles. De moeder van Bas stak eerst haar hoofd om de hoek van de deur en stapte vervolgens monter de klas in. Ze kwam Bas’ broodtrommeltje brengen. Bas, inmiddels zestien, wist niet waar hij kijken moest. Moederlief was onverstoorbaar, zoals het hoort.

Kijk eens lieverd, was je vergeten. Dahaag!

Voor niks jarenlang in een imago geïnvesteerd.

Goed, het ene kind heeft wat meer reden tot klagen en schaamte dan het andere. Neem de kroost van David Hasselhoff, opgegroeid met een vader die aldoor op televisie was. Voerde hij op het scherm niet hele gesprekken met zijn auto, dan rende hij wel in slow motion over het strand met een onhandig rood stuk plastic onder zijn arm.

Waren ze mooi klaar mee.

En toen The Hoff daarmee was opgehouden, raakte ie ontzettend aan de alcohol. Ook weer zoiets. Regelmatig troffen zijn dochters hem aan op de keukenvloer. Pratend met een hamburger.

Laat onverlet dat een beetje schaamte normaal is. Er zijn wat dat betreft een aantal klassieke schaamtesituaties. Stevig op één staat Op Of Nabij Het Schoolplein. Daar doen ouders het niet snel goed.

Goede tweede: Dansen Of Pogingen Daartoe.

Dit was bij ons thuis nu en dan een item. Vooral mem wilde het nog wel eens op een tjoepen, zoals ze dat noemde, zetten, en al waren de gordijnen gesloten en de lampen zo gericht dat er geen gevaar was voor ongewenste silhouetten, wij hadden het, zacht gezegd, liever niet.

Tjoepen is een veelvoorkomend fenomeen onder vrouwen tussen de dertig en de vijftig jaar. Het is ook niet al te ingewikkeld. Benodigdheden: een rechte hoek in de ellebogen en naar het plafond gedraaide polsen. En dan maar heen en weer huppen, van het ene been op het andere.

Dan ben je tjoepende.

De grap daarmee is: als kind kan je moeder er niet snel genoeg mee ophouden, maar als je anderhalve generatie verder bent, dan zou je graag zien dat ze het weer eens deed. Zo werkt dat nu eenmaal, met de dingen waar kinderen zich voor schamen.

Hier dacht ik aan, onlangs tijdens het concert van De Dijk. In de zaal zag ik veel moeders, hun kinderen allang naar bed, zij ongegeneerd tjoepend.
.

dinsdag, november 18, 2008

Zegt de ene IJslander tegen de andere...

Sigur Rós is een IJslandse band. Ze maken sferische rockmuziek, zoals dat heet, en hun sound is tamelijk uniek. Rauwe klanken en een elektrische gitaar die wordt bespeeld met de strijkstok van een cello. Gisteravond stond Sigur Rós in de Heineken Music Hall.

Laat mij dit even duidelijk stellen: de muziek van Sigur Rós vind ik erg goed. Dat was dus het probleem niet.

Ik leerde Sigur Rós kennen aan het begin van deze eeuw, een tijd waarin muziekzenders nog wel eens een muziekvideo lieten zien. Het was het begin van de nacht, ik zapte een rondje, en ineens dwarrelden als engelen uitgedoste mensen met het syndroom van Down in slow motion over mijn scherm.

Verbazing. Verbijstering zelfs. Fascinatie. Wat was dit?

Het bleek Svefn-G-Englar. Later zag ik ook de al even vervreemdende video van Viorar Vel Til Loftarasa. Deze nummers, ze hebben iets magisch. Ze pakken je op en nemen je mee.

Maar dat gebeurt dus alleen als je er in je eentje naar luistert. Als je in de trein zit bijvoorbeeld, alleen met jezelf en je iPod. Niet als je met een paar duizend man in de HMH staat.

Wat ook niet hielp was dat we met zijn vieren waren. Samen drink je een biertje, de één maakt een geintje over het voorprogramma, de ander kaatst, en voor je het weet sta je allemaal fanatiek flauwe grappen binnen te koppen.

We hadden LSD moeten nemen! Wanneer begint de collectieve zelfmoord? Het is gewoon Within Temptation door de vertaalmachine. Het is Within Temptation achterstevoren! Zegt de ene IJslander tegen de andere…

Nou ja. Niet de goeie stemming voor sferische rockmuziek.

Desondanks of juist daardoor was het geen verloren avond. En er waren ook best een paar erg mooie nummers. De rest van het publiek ging door het dak. Op zeker moment werd een lading confetti de zaal ingeblazen – dat was aardig.

Een paar keer passeerde ons een jongen die een rugzak gevuld met Heineken meetorste. Aan de zijkant hingen bekers. Het was al met al een behoorlijk gevaarte. Tijdens drukbezochte concerten iedereen irriteren door je constant overal langs te wurmen, dat was zijn baan.

In de geest van onze stemming zou je kunnen stellen dat hij bieritatie bracht.
.

zondag, november 16, 2008

Verrassend, maar oeh, wel opzwepend

De Zevenheuvelenloop. Een lange naam voor een aardig eindje rennen. In vijftien kilometer van Nijmegen via onder andere Groesbeek en Berg en Dal naar Nijmegen. Onderweg kom je, hoe verrassend, zeven heuvels tegen.

Over die heuvels kan ik het volgende zeggen: het is niet zo dat je eerst de Alpe d’Huez en daarna nog een paar keer de Mont Blanc over moet, maar ze zijn best pittig en daarmee slecht voor je gemiddelde snelheid.

Vooruit, ik gooi er nog een waarheid tegenaan: de Zevenheuvelenloop is geen Dam tot Damloop.

Die liep ik eerder en toen verzeilde ik onderweg van de ene muzikale verrassing in de andere. Tussen Amsterdam en Zaandam passeerde ik knetterende gabberbeats, opzwepende sambasounds, melancholische smartlappen, opbeurende dweilorkestraties en galmende karaokepogingen.

Dan wil je wel doorlopen.

Onderweg naar Nijmegen ontwaarde ik vandaag één enkel orkest. En ergens op de hei stond een geluidsinstallatie naast een spandoek dat ons een Free Tibet toewenste. Uit de speakers klonk loeihard een boeddhistisch aandoend gehum en gezoem.

Lekker opzwepend.

Ze noemen het daar dus niet voor niets Havana aan de Waal.

Bijster goed voorbereid was ik niet voor vandaag. Van een leien zou het niet gaan, zoveel was vooraf duidelijk. Gelukkig waren er methoden voorhanden om mezelf scherp te houden.

Snellere lopers proberen te volgen bijvoorbeeld. Zo blijf je jezelf uitdagen. Ook goed: vooraf een ambitieus schema uitstippelen en proberen dat te halen. En anders is er altijd nog die goeie ouwe frustratie. Langzamere lopers die in de weg lopen, het is altijd een uitstekende drijfveer.

Extra snel en al ellebogend en grommend een groepje voorbij steken dat traag als dikke stront over de weg hobbelt, heerlijk!

Maar goed, als al die methoden niet hielpen, was er nog het publiek. Vooraf dacht ik nog dat niemand speciaal voor mij langs de kant zou staan. Maar net toen ik het in de laatste kilometers moeilijk begon te krijgen, joelde een groepje meisjes: RUTGEEERRR!!!

Verrassend, maar oeh, wel opzwepend.

Twintig meter verderop, een meneer die mijn vader had kunnen zijn: Klasse Rutger, nog even! Toen pas begon het me te dagen. Mijn naam stond op mijn startnummer.

.

woensdag, november 12, 2008

He-le-maal totally niets

Het laat zich moeilijk met andere dingen vergelijken: als ik bedenk dat ie gewonnen heeft, dan voelt het nog steeds als een sensatie. Hoe dan ook, dit stukje gaat niet over Barack Obama.

Toen ik nog op de basisschool zat, in, laten we zeggen, groep 6, had ik een bloempotkapsel. Dat was lekker makkelijk. Bovendien was dat in die tijd maatschappelijk erg geaccepteerd, een bloempotkapsel.

Zoals ook t-shirts met een gele smiley prima waren.

Als ik in die jaren met mijn bloempotkapsel naar de kapper ging – orders van boven – dan was het commando ‘bijknippen’ voldoende voor een geslaagde missie. Stond je na een kwartier weer buiten.

Tegenwoordig heb ik het bij de kapper een stuk moeilijker. Mijn coiffure gaat inmiddels naamloos door het leven en dat blijkt steeds weer een complicerende factor van formaat. Bij elk bezoek aan de kapper moet ik uitleggen wat de bedoeling is.

Een zware taak. Er is namelijk simpelweg geen vocabulaire voor.

Die kappers en kapsters zijn er voor naar school geweest, dus je zou verwachten dat zij een term weten voor hetgeen je ze duidelijk probeert te maken over je haar. Je zou denken dat ze een serie labels paraat hebben om de situatie op je hoofd te duiden. Categorieën, groepen en subdivisies. Methodes, strategieën en processen.

Maar nee dus.

En dus verzandt elk bezoek in Babylonische spraakverwarringen met de schaar van dienst. Ik geef mijn instructies, maak mezelf zo goed mogelijk duidelijk, en wat gebeurt er? Een korte stilte, een glazige blik in de spiegel. Bedoel je …?

Nope.

Einde van het liedje: na een halve minuut van bakkeleien volgt steevast het voorstel de tondeuse er maar bij te pakken. Kunnen we vast een beginnetje maken.

Zoals mijn haar eruit moet zien als ik geknipt ben, eigenlijk zou daar een universele naam voor moeten zijn. Ik kan natuurlijk zelf een naam verzinnen, zoals sommige vrouwen hun borsten een naam geven – die van Dolly Parton heten Shock en Awe, maar ja, die naam van mij zegt dan weer geen enkele kapper wat.

Al met al: ik ga niet graag naar de kapper. De tandarts wint het nog steeds, daar niet van, maar de kapper is bezig met een sterke opmars. Reden nummer twee, en eigenlijk ook de ergste, is dat verschrikkelijke maar verplichte onderdeel van elk kappersbezoek: small talk.

De koetjes en de kalfjes, blijkbaar móéten ze uitgewisseld. Zit je daar weerloos in die stoel, met over je heen een zwart douchegordijn, en dan zegt zo’n meisje helemaal gemeend: Lekker hè, weekend.

Pfff. En dan wordt je ook nog geacht iets zinnigs terug te zeggen.

Soms denk ik weleens dat kappers er speciaal op worden gescreend. Goed Chantal, lieverd, je zegt nu wel dat je hebt wat het takes, maar kun je het ook waarmaken, het klokje rond babbelen over he-le-maal totally niets?

En dat Chantal dan alle trivialiteiten uit het leven van arme proefklanten moet zien te peuren.

Niet dat mijn gebit mijn favoriete gespreksonderwerp is, maar bij de tandarts gaat het tenminste wel ergens over.
.

donderdag, november 06, 2008

Het was fictie, nu is het echt

Eén van de mooiste tv-series aller tijden is The West Wing, waarin de verwikkelingen draaien om de president van de Verenigde Staten, zijn staf en hun werk in het Witte Huis. De serie is spannend, realistisch en ronduit grappig, en zit vol dialogen die snel en messcherp zijn.

Dat je dus moet opletten onderweg.

Toen The West Wing najaar 1999 in Amerika op tv verscheen was het meteen een hit. Voormalige Witte Huis-medewerkers noemden de gebeurtenissen realistisch, dat hielp. Tegelijkertijd wezen ze erop dat de personages moreel wel erg gezaghebbend waren. Zo’n club übergood guys, dat was toch niet reëel?

Het was kritiek met een kern van waarheid. Terwijl iedereen weet dat politici vooral uit zijn op macht, speelt Martin Sheen in The West Wing een president die moreel rechtvaardige beslissingen neemt, altijd eloquent en met gezag.

Dan kán helemaal niet.

En toen werd het dinsdag 4 november 2009 en mocht Amerika naar de stembus.

Mijn programma begon rond 22.15 uur met Nova. Daarin zette Twan Huys live vanuit New York steeds Republikeinen en aanhangers van Obama tegenover elkaar. Hun felle gekibbel fokte me op en maakte me bezorgd. Al die peilingen met goed nieuws, ik vertrouwde ze niet meer zo.

Dan was CNN een stuk beter voor me. Daar verklaarden de gasten van de verschillende partijen ingetogen gedrag en plannen van hun kandidaat. Beheerst. Deskundig.

Bovendien had CNN het technisch dik voor mekaar. Op een enorm touchscreen werden alle mogelijke statistieken tevoorschijn getoverd. En er was die klapper: correspondenten die als hologram in het CNN ElectionCenter werden geprojecteerd.

Jessica Yellin had de primeur. Vanuit Chicago werd ze letterlijk de studio ingebeamed. Daar stond ze, gezellig keuvelend met anchorman Wolf Blitzer. You are a terrific hologram, complimenteerde hij haar.

Heerlijke verkiezingstelevisie, dat was het. Maar als kind van mijn generatie zapte ik ondertussen ook. SMS ‘Enorm’ naar 2021.

Even na half twee gooide ik het bijltje erbij neer – half zes pakte ik de draad weer op. De angstdroom over McCain was niet profetisch geweest. Change has come to America, meldde CNN.

Rond zes uur trad de overwinnaar een uitzinnige menigte tegemoet. Jesse Jackson huilde. Colin Powell huilde. De sfeer was geladen.

Hier stond een man waarvan werd gedacht dat hij niet kon bestaan. Een man die twee jaar lang campagne voerde – een positieve campagne in een verdeeld land. Een intelligente man, met charisma, discipline en verbeeldingskracht. Een man met een plan, weggelopen uit The West Wing.

This is our moment. This is our time (…) to reaffirm that fundamental truth – that out of many, we are one; that while we breathe, we hope, and where we are met with cynicism, and doubt, and those who tell us that we can’t, we will respond with that timeless creed that sums up the spirit of a people:

Yes We Can.
.

dinsdag, november 04, 2008

John, Barack en Captain Fantastic

Van sommige dingen word ik heel erg blij. Zo las ik gisteren dat de 19-jarige Brit George Garratt voortaan door het leven gaat als Captain Fantastic. Gozer vond zijn naam saai en heeft hem laten veranderen.

Captain Fantastic. Dat is gewoon heerlijk. Ook al wil zijn oma nu niet meer met hem praten.

Zijn volledige naam luidt nu overigens: Captain Fantastic Faster Than Superman Spiderman Batman Wolverine The Hulk And The Flash Combined. Although my friends thought it was ridiculous, most people do call me Captain, aldus Captain Fantastic tegen de BBC.

Van sommige dingen word ik heel erg blij. Ik dacht, ook weer gisteren, een grappige video te gaan kijken, toen ik er na een paar seconden achterkwam dat ik werd gerickrolled. Rickrolling is mooi, ik heb er hard om gelachen.

Terwijl ik van sommige dingen zomaar heel vrolijk word, zijn er ook dingen die mij echt gelukkig maken. Een mandarijn zonder pitten bijvoorbeeld. Met nieuwe sokken in mijn schoenen. Of Barack Obama die wordt gekozen tot president van de Verenigde Staten.

Gisteravond. Ik zat voor de tv en ineens was het besef daar: Obama moet winnen. Ik wil dat hij wint. Ik wil dat John McCain verliest. Ik. Wil. Het.

Dat gevoel ken ik nog van een jaar of elf geleden, toen ik soms helemaal gek werd tijdens belangrijke wedstrijden van Ajax. Het adrenalinerollercoastergevoel.

Ajax was in 1997 al over het hoogtepunt heen, maar wist dat zelf nog niet. Er werd ook nog steeds gepresteerd in de Europa Cup, dus hé, we doen gewoon nog mee! Uit die tijd herinner ik me een wedstrijd uit de Champions League. Ajax moest het Zwitserse Grasshoppers van zich afschudden. Een club van niks, maar een triomftocht werd het allerminst.

En dus vond ik mezelf halverwege de tweede helft terug in een kamer waar geen tv of radio was, zodat de onheilspellende commentaren van Evert of Jack mij niet konden bereiken. De spanning at me op.

Een wedstrijd vol drama, Ajax ging door.

Deze dagen heb ik hetzelfde. Ik verkeer tussen hoop en vrees. Mijn stemming slaat om al naar gelang het soort bericht dat mij bereikt. De ene keer beschrijft een artikel waarom Obama gaat winnen. Ik lees het en denk: inderdaad, zo zal het gaan. Heerlijk.

Even later zie ik een reportage. John McCain zweept zijn achterban op. Hij kondigt zijn comeback aan. De voice-over geeft hem nog een kans. En ik denk: het zal toch niet..
Vandaag is een historische dag, hoe dan ook. Barack Obama versus John McCain. En mocht het onverhoopt toch John McCain worden, dan heb ik altijd Rick Astley nog.
.

vrijdag, oktober 31, 2008

De vrienden van Thijs Römer

Thijs Römer ken ik niet. Goed, ik ken zijn hoofd, van tv en uit de bladen. En ik weet dat ie is getrouwd met Katja en opa zegt tegen Piet, de gelauwerde toneelacteur die ik in feite ook niet ken, maar van wie ik me nog wel goed een optreden in DWDD weet te herinneren.

Maar Thijs Römer, die ken ik niet.

Het enige wat ik weet is dat Thijs Römer een BN’er is. Een Bekende Nederlander uit de wereld van film, tv en toneel. Een jonge man die heus wel werkt, maar zoals dat gaat vast ook veel verschijnt op premières en feestjes.

De afgelopen weken denk ik vaak even aan Thijs Römer. Eigenlijk sinds ik las over zijn regiedebuut, Het Wapen van Geldrop, een film waarin Thijs Römer en zijn vrouw ook nog eens een hoofdrol spelen.

Zomer vorig jaar trouwde Thijs Römer met Katja Schuurman in een chateau in het Franse Vallery, een gelegenheid waarover NU.nl de volgende zinsnede publiceerde: Grote afwezige was Theo van Gogh.

Er vanuit gaande dat in het dorpje Vallery slechts één kasteel staat, is er niet getrouwd in een klein zaaltje achteraf. Het Château de Condé is vijfhonderd jaar oud en zoals dat ging als je een half millennium geleden een kasteel liet bouwen: het ding is groot!

Daar hebben Thijs Römer en zijn bruid vast een hoop vrienden naartoe laten komen.

De vraag die mij bezighoudt is nu: waarom hebben die vrienden niet even de moeite genomen de bioscoop te bezoeken om daar Het Wapen van Geldrop te gaan zien? Welgeteld 99 bezoekers trok de film in de eerste week, waarna hij acuut uit een groot deel van de zalen werd gehaald.

Vooropgesteld: het is geen goeie film. Is iedereen het over eens. René Mioch hield het nog gezellig – Het is een film die je echt leuk moet vinden, moet snappen, maar eigenlijk is er niemand de er wat aan vindt.

Drama van Thijs Römer, meldt Cinema.nl treffend. De Pers schrijft: Om te huilen, maar niet omdat het zo ontroerend is. De ene scène heeft niets met de andere te maken en het verhaal en de personages kennen amper ontwikkeling. En ook: Nog nooit zoveel recensenten zo vaak diep horen zuchten.

Een nadeel volgens de kenners: Katja deed mee zonder diep decolleté.

Hoe dan ook, Thijs Römer is in mijn gedachten. Hij geeft de uitdrukking ‘verkeerde vrienden hebben’ een geheel nieuwe dimensie. En als je dan ook nog bedenkt: bij die 99 zaten ook nietsvermoedende filmliefhebbers. Mensen die vorige zomer niet in Vallery waren.

Ook zij zijn in mijn gedachten.
.

zondag, oktober 26, 2008

Eén week, twee ritmes

Op dat moment is het letterlijk onvoorstelbaar.

Het was vroeg in de ochtend, de Taurus hield de zon nog even verborgen, terwijl het kwik alweer tegen de 25 graden liep. Ons laatste ontbijtje in Alanya, als altijd met uitzicht over zee, haven en het schiereiland met ruïnes en die imposante burcht. Later die dag zouden we weer thuis zijn.

Heel anders was het toen we eenmaal met een zachte plof op Schiphol waren geland. De regen zwiepte over de landingsbaan. En vanuit de cockpit kwam het bericht dat het buiten net boven de tien graden was – twintig graden kouder dan de plaats waar we de zon hadden zien opkomen.

Welkom thuis.

Eén keer eerder was ik in Turkije geweest. Ruim een week verbleven we in een eenvoudig hotel. Ik sprak behoorlijk wat Turken, meestal om af te dingen, en maakte met twee wat beter kennis.

Ozgün was onze ober in een restaurant. Na het dessert schoof hij gezellig aan. Het werd een leuk gesprek, gevolgd door kaartje blazen en bijbehorende mooie foto’s.

En dan was er de jongen van het hotel, wiens naam ik waarschijnlijk heb verdrongen, aangezien hij verliefd werd op ons allemaal. Steeds zocht hij ons op. Wilde hij ons aanraken. Toen we vertrokken, kregen we een innige omhelzing en dikke zoenen.

In het fabeltastische hotel waar we dit jaar waren zal zoiets je nooit overkomen. Reden: De Chef. Met hoofdletters inderdaad, want in het Panorama Hotel heeft De Chef de wind er goed onder.

Het personeel weet altijd precies waar De Chef zich bevindt. Kijkt Hij, dan wordt er discreet, vriendelijk en razendsnel gewerkt. Is Hij – een op de vervelende tennisser Cedric Pioline lijkende Turk die de hele dag kijkt alsof ie al weken moet poepen – niet in de buurt, dan is er tijd voor een praatje en een oprechte glimlach.

In het Panorama Hotel zijn de mannen, alleen achter de receptiebalie ontwaarden wij een vrouwelijk personeelslid, stuk voor stuk prima kerels. En dus doodsbang voor De Chef. Ze geven uitvoering aan een schizofreen beleid: vriendelijk zijn moet, maar het mag geen tijd kosten.

In het Panorama Hotel wordt hard gewerkt. Aanpoten is een understatement. Wie een seizoen lang wil werken bij het Panorama Hotel, vertelde Mehmet, moet zeven maanden lang bijna elke dag aan de bak.

Durali schetste ons de gemiddelde werkdag. Eerst werk je van ’s ochtends 07.00 uur tot ’s middags 15.30 uur, zonder pauze. Het begint weer om 18.00 uur, tot de boel aan kant is, meestal rond 22.30 uur. Dan wil je slapen.

Dan hadden wij een heel ander ritme. Een constante afwisseling van korte en lange bezoekjes aan buffet, zwembad, tafeltennistafel, strand, strandbar, hotelkamer, tennisbaan, zwembadbar en bovenbar.

Het verschil in luxe drong zich soms op pijnlijke wijze naar voren. Zo bediende Senol mij eens op één dag eerst ’s middags bij de Beach Bar, daarna tijdens het diner en vervolgens nog diezelfde avond boven in de Panorama Bar en beneden bij de Pool Bar.

Tsja.

Alanya is erg mooi, ik heb er ondanks mijn goede voornemens behoorlijk wat van gezien. Ik zou het Durali, Senol, Mehmet en hun collega’s daarom gunnen dat ze ook meer Alanya zagen. Meer dan steeds weer dat hartverscheurend mooie uitzicht vanuit het Panorama Hotel.
.

donderdag, oktober 16, 2008

Een gevaarlijke missie – geregeld bunkeren

De missie begint vroeg: 05.00 uur exact verlaat ons toestel de basis. Krap vier uur later bereiken we de droppingzone. We zetten voet aan de grond, stellen de omgeving veilig, rapporteren aan home base en zetten ons kamp op.

Codenaam: Operatie Actium.

In 31 voor Christus versloeg het Romeinse Rijk onder aanvoering van Octavianus de vorige machthebber, Marcus Antonius. Die had de toorn van Rome over zich afgeroepen door Romeinse gebiedsdelen uit te delen aan minnaressen. Zo gaf hij de regio rond Alanya, doel van de missie, aan de Egyptische Cleopatra.

Makkelijk zal het niet worden, dat weten we op voorhand. Er wachten ons zware omstandigheden. Communicatieproblemen met de lokale bevolking kunnen de operationele handelingen bovendien beïnvloeden.

Natuurlijk, op de compound zullen de ondersteunende diensten goed zijn vertegenwoordigd. Eten en drinken in overvloed. Maar zoals blijkt uit rapporten van informanten ter plaatse en bevriende inlichtingendiensten: overal liggen risico’s op de loer.

De hitte natuurlijk. Het belooft een week lang 27 graden te worden. Geïmproviseerde explosieve elementen bij de drinkplaats – de beruchte losgeslagen Russen. Natte tegels rondom het zwembad, heet zand, vlijmscherpe parasolletjes in cocktails.

Het gevaar een eetmoment te vergeten door de heerlijke temperatuur van de azuurblauwe zee.

Gelukkig gaan we op pad met een bataljon moedige en goedgetrainde professionals. De beste in hun soort. Manschappen op wie je kunt vertrouwen. Stuk voor stuk hebben ze hun sporen verdiend. Aly en Ben dienden bijvoorbeeld deze zomer nog aan de Italiaanse kust, tijdens een missie waarbij duizenden landgenoten werden ingezet.

Toch dreigt er steeds gevaar. Op het slagveld ben je zo afgeleid, terwijl een scherpe concentratie is geboden. Daarom het volgende besluit: overdag verlaat ik de compound niet. Onder geen beding. De sauna, de tennisbaan, het zwembad, de biljarttafels en het fitnesscentrum, ik blijf er bij in de buurt.

’s Avonds, dan trekken we er misschien – onder dekking van de duisternis – op uit, afhangende van veiligheidsanalyses ter plaatse.

Ook zal er op de compound regelmatig worden gebunkerd. Het ontbijt tot half elf, de lunch om half één en tussendoor brood en snacks. ’s Middags koekjes en ijs, ’s avonds het diner. Borrelen tot besluit.
.

Afzien: een maand geen sushi

De familie Froger – René, Natasja en de twee kinderen – hebben een maand lang in een rijtjeshuis gewoond, terwijl ze moesten rondkomen van een bijstandsuitkering. Het gezin deed dit voor een tv-programma van John de Mol.

En voor het geld natuurlijk.

Maar nee, zo bezweert het echtpaar, dat had er niks mee te maken. Ze hebben het gedaan voor het land. Meer specifiek: voor de voedselbank.

Natasja Froger presenteert sinds een tijdje Hart in Actie, een tranentrekker van SBS. Zodoende weet zij hoe het werkt, de basale emoties van halfontwikkelde tv-kijkers bespelen. Voor dit programma – De Frogers: geen cent te makken – heeft ze geprobeerd René het trucje ook te leren, maar dat is nog niet helemaal gelukt.

Voorbeeld. In de eerste uitzending kwam roddeltante Wilma Nanninga spontaan op de thee. Ze vroeg René: Waarom doe je dit? René had zijn antwoord moeten inpakken, maar herinnerde zich slechts de kern van Natasja haar instructies.

De voedselbank, antwoordde hij kort en bondig.

Om er na enig aarzelen een prachtige zin op te laten volgen. Het is toch van de zotte dat er in een welvarend land als Nederland nog mensen gevoed moeten worden!

In het volgende shot zagen we hoe de zanger en zijn vrouw mensen in een voedselbank lastigvielen. Terwijl een meneer probeerde zijn bestelbusje vol te laden met kratten voedsel, bleven René en Natas maar zeggen wat voor kanjer hij wel niet was. Groot respect! Deed hij toch maar mooi!

Petje af!

Even later volgden we het echtpaar terwijl er huisraad werd ingeslagen bij een kringloopwinkel. Eerste legde de voice-over behulpzaam uit wat dat was, een kringloopwinkel. Bij de kringloopwinkel vind je spullen die door anderen zijn afgedankt. Op deze manier hebben goederen een tweede leven.

Natasja daarna, over een bankstel: Om ergens op te zitten waar anderen ook al op hebben gezeten, dan denk ik, ja.

In een specifiek shot at het wereldberoemde echtpaar voor de laatste keer bij hun favoriete Japanse restaurant – de laatste keer voor ze een maand in een rijtjeshuis gingen wonen. Natasja in volle ernst tegen René: Dat zal afzien worden, een maand geen sushi.

De Frogers zijn overigens heel gewoon gebleven, hoor. Zo kwam Natasja altijd al bij de Aldi, omdat René de aardbeienjam daar zo verschrikkelijk lekker vindt. René over zijn leven: Ik ben gewend, niet verwend.

Schokkend gevolg van het programma: René Froger reed een maand lang in een Opel.

Het stel heeft er heel wat van opgestoken. Tegen de Volkskrant kwam Natasja tot de kern. René, vertelde ze, die zei toen ze weer terug waren: Als het zou moeten, eet ik liever een keer in de maand deze lekkere chips dan elke dag die vieze goedkopere chips. Dat verschil proef ik echt.
.

dinsdag, oktober 14, 2008

Ik moet mezelf weer aankondigen

Het was de laatste tijd ook gewoon een kutding. Ja, laten we het beestje maar bij de naam noemen. Een kutding was het geworden. Maar, om met Rob Oudkerk te spreken: het was wel míjn kutding. En daar heeft een ander met zijn tengels af te blijven.

Mijn fiets is gejat.

Zoals elke dag liep ik van het perron via roltrappen en stationshal richting stalling, om hem niet aan te treffen op de plaats waar ik hem die ochtend had achtergelaten.

Ik heb dat eerder meegemaakt, dat mijn fiets was gestolen. Je raakt er een beetje verdwaasd van: hier zou hij toch moeten staan. Even denk je – valse hoop – dat hij ergens anders staat. Verderop. Je kijkt eens om je heen. Zinloos. Waarom zou iemand jouw fiets loshalen en vijf meter verderop zetten?

Hij is gewoon weg.

Als gezegd: het ding was een barrel geworden. Ik heb geen verstand van fietsen, maar ik weet wel: als de as een eigen leven gaat leiden, dan is de fiets niet meer optimaal. Trapte ik de trappers rond, dan wisselden *kleng* en *klang* elkaar in hoog tempo af.

Soms ging dat per ronde vergezeld van een klagelijk krijsende *skwiiik*. Alsof in mijn fiets een springlevend varken heel erg langzaam werd vermalen. Een geluid dat ik eigenlijk wel vermakelijk vond. Ik hoefde mijn komst nooit aan te kondigen.

Gedurende anderhalf jaar deelden we lief en leed. We maakten wat mee. Ritjes door de regen en aanvaringen met het gezag. Als een speer naar het station, loom peddelen in de zon.

Toen Janne en ik twee weken lang op dertien vierkante meter leefden, brachten we zelfs eens een nacht met zijn drieën door. Zo gelukkig waren we. Maar nu is dat voorbij.

Grootste ergernis de laatste weken: het lekkende zadel. Dat je deur uitloopt en eigenlijk al zeker weet dat je met een halfnatte reet de trein in zult stappen. Niet fijn. Maar dat is nog geen vrijbrief om de verhouding tussen mijn fiets en mij voortijdig de nek om te draaien.

Want nu hebben we geen afscheid kunnen nemen. En dat doet pijn, na een prachtige tijd samen. Op een mooie herfstmiddag had ik het beestje willen wegbrengen. Naar een smelterij, zodat er kunst van kon worden gemaakt. Voor op het dakterras.

Maar ja.
.

zondag, oktober 12, 2008

Dikke fuk, en dat op een glijbaan

Met pretparken is het een kwestie van opvoeden. Als je de liefde voor glijbaan, waterpret en achtbaan er vroeg in ramt, heb je goede kans een pretfan voor het leven te creëren.

Zo’n opvoeding heb ik niet gehad. Meer het omgekeerde van bovenstaande methode en de gevolgen zijn navenant geweest: ik heb zelden een pretpark bezocht en betrap mezelf nooit op de onbedwingbare behoefte aan een Pegasus of Goliath.

Mijn pretparkbezoeken, of wat daar voor doorging: in groep 4 naar Duinezathe in Appelscha, waar een sloom treintje (De Rups) als spectaculair hoogtepunt door een enorme appel gaat, en rond mijn achtste een keer naar Slagharen met voetbal.

Daar gingen we na een patatje met zijn allen in een wit apparaat dat heel snel ronddraaide, waarbij je ook min of meer over de kop ging. Toen de centrifuge tot stilstand kwam, voorzag Dave het hele ding al kotsend van een kleurtje.

Zomaar een herinnering.

Gisteren heb ik de draad weer opgepakt. Met zijn vieren waren we een dag in Duinrell, een plaats die voor doorgewinterde pretparkers doorgaat als leuk beginnetje. Als aardig opstapje naar het echte werk. Ook geschikt voor de beginnende pretparkbezoeker.

Dat was dus prima voor mij. Want dingen die heel hard van boven naar beneden gaan of die met hoge snelheid ronddraaien, ik heb er niet zoveel mee. Je hoort me niet zeggen dat zo’n groot apparaat me niks doet, maar dat is soms nou juist het probleem.

Voorbeeld. We staan met zijn vieren onderaan een hoog ding waar je vanaf moet glijden terwijl je zit op een rood plastic ding. Het ziet er leuk uit. Beneden krijg je gegarandeerd een natte reet, maar hé, de zon schijnt. Lachen.

Maar dan zit je daarboven op dat stuk plastic, op pakweg vijftien meter van de grond en dertig centimeter van de rand, en dan zie je potverdomme de baan niet eens, zo steil gaat het naar beneden. Dikke fuk.

Eenmaal bijna beneden is het mooi glijden over een laagje water, maar die anderhalve seconde nadat je over het randje kukelde, pfff.

Uiteindelijk was het een mooie dag met tal van attracties die prima te doen waren. Maar de absolute hoogtepunten beleefde ik passief. Zo was er bij dezelfde glijbaan als hierboven een jong meisje – ze zal een jaar of vijf zijn geweest. Tijdens de eerste meters zag ik in haar ogen ware doodsangst.

Ik kon me er van alles bij voorstellen. En ik moest er hard om lachen.

(de foto is van Brigitte Bardot, in die tijd ook een attractie.)

zondag, oktober 05, 2008

Buiten wonen met Theo Janssen

Vandaag is een bijzondere dag. Voor één keer ben ik een hele dag Utrecht-hoolie. We gaan naar FC Utrecht – FC Twente: vroeg naar het stadion, hopelijk niet te veel zitten op onze stoelen in vak X en de voetbalsupporter uithangen.

Dat betekent natuurlijk dat we zoveel mogelijk zullen meezingen met de collega-hoolies. We zullen boe roepen als er boe moet worden geroepen en wegwerp gebaren als er wegwerp moet worden gebaard. Middelvingers laten we achterwege.

Jasper is van plan tussen Jenine en Janne te gaan zitten en zo de kans op twee seconden air time bij Studio Sport significant te vergroten. Ik vraag me af welke schoenen mijn voeten het warmst en droogst houden.

Ik mag vandaag dan Utrecht-fan zijn, ik let ook speciaal op een speler van FC Twente: Theo Janssen, 27 jaar oud en zo ongeveer zijn hele leven Vitesse-speler, tot hij deze zomer een vierjarig contract tekende bij FC Twente.

Zijn hele carrière al wordt Theo Janssen afwisselend opgehemeld en uitgekotst. De complimenten: ziet het spel en mooi linkerbeen. De klachten, zoals kort en bondig opgesomd in zijn Wiki-entry: hij rookte, hij zou te dik zijn, en zijn inzet zou ondermaats zijn.

Theo Janssen is een bijzonder kind, en dat is ie.

Feit is dat het karakter van Theo Janssen zijn carrière kleur geeft. Dat kwam prachtig naar voren in één van de mooiste boeken die ik ooit las. In Je hebt het niet van mij beschrijft Marcel van Roosmalen een jaar lang Vitesse. Het boek is een opeenvolging van bizarre voorvallen.

Voorbeeld: de schrijver maakt duidelijk dat je uit auto's moet blijven waar speler Yakubu achter het stuur zit. Yakubu rijdt namelijk altijd 80 km/u: op de snelweg speert iedereen hem voorbij, binnen de bebouwde kom niet.

Zo staan in Je hebt het niet van mij ook een paar prachtige passages over Theo Janssen. Zoals over zijn aanstaande vaderschap. De schrijver vraagt: Mag je thuis nog roken nu je vriendin zwanger is? Theo: Waaat? Wat zeg je nu weer? Marcel: Of je thuis nog mag roken? Theo: Ja, hèhè. Anders gaat ze maar buiten wonen.

In mijn favoriete citaat heeft Janssen het over een van zijn hobby’s, paardrijden. Ik doe het zonder zadel. Harstikke leuk, een beetje rennen met zo'n dier. Hoe ik mijn paard noem? Nou gewoon, 'Paard'.

Tegen de Volkskrant zei Theo Janssen aan het begin van het seizoen: Er is een beeld van mij geschetst dat telkens wordt benadrukt. Het wordt tijd er een streep onder te zetten. Wat anderen van mij vinden, doet me niets. Het zijn meningen van mensen die nooit op hoog niveau hebben gespeeld.

Vandaag ga ik naar de Galgenwaard. Als ik mijn handschoenen niet draag dan hoor je me klappen voor FC Utrecht. Maar ik let op Theo Janssen. Van FC Twente.

.

zaterdag, oktober 04, 2008

Voer voor de biograaf van Rintje

Nou schreef ik een paar dagen geleden ter illustratie van een ander stukje over het hondje van Rintje Ritsma. Dat hondje heet Bef, zo meldde ik.

Nu blijkt dat er iets aan de hand is met dat hondje van Rintje Ritsma. Nou ja, niet zozeer met het hondje zelf, maar met zijn of haar naam. Het hondje heet namelijk niet Bef, maar Suske.

Bef/Suske verscheen in het nieuws bij de gelegenheid dat Ritsma zijn afscheid aankondigde. Om de pers een fotomomentje te gunnen schaatste hij op skeelers een paar rondjes over een baan in Biddinghuizen. Bef/Suske rende met hem mee over het asfalt en dat leverde leuke plaatjes op, die daags erop dan ook in alle media verschenen.

Het hondje op die foto’s heette Bef, zo vermeldden de bijschriften.

Maar dat blijkt dus bezijden de waarheid. Recordkampioen Rintje nóémt het beestje weliswaar Bef, het ding heet Suske. Dat bezwoer althans de vriendin van Ritsma in de coulissen van het persmoment.

Een paar dagen later schreef de Volkskrant dat Ritsma heus ook wel wist dat het hondje Suske heet, zo had hij verklapt. Om er luid de door hem gehanteerde naam op te laten volgen, wetende dat zijn vriendin hem gegeneerd zou corrigeren, schrijft de Volkskrant.

Dus, daar heb je het. Bef heet Suske maar Ritsma noemt hem Bef.

Ik vind dat alles nogal intrigerend. Het laat ruimte voor legio associaties, tal van vragen onbeantwoord.

Wie is eigenlijk die Marit, de vriendin van Ritsma? Wie stelde voor een hondje te nemen? Wat is er in vredesnaam met Bef/Suske voorgevallen? En vooral: waarom stopt Rintje Ritsma echt met schaatsen?

Daar moet de biograaf van Ritsma nog maar eens induiken. Regenjas aan, fansels.
.

dinsdag, september 30, 2008

Let je even niet op, valt ie om

En? De jongen die het vraagt doet net een stap op de roltrap als hij naast zich een bekende ontwaart. Achter die bekende sta ik. Het is avondspits, op de roltrap is het druk en ik kijk en luister gezellig mee. Zo zie ik een ING-pasje bungelen aan de broek van de jongen die de vraag heeft gesteld.

Hij vervolgt: Dit was het dagje wel, hè. Hij stelt het maar even vast, waarschijnlijk om de jongen voor mij aan te moedigen. De jongen kan zijn vaststelling alleen maar beamen. Ja, nou, zegt hij, en hij laat er een zucht op volgen. En nu?, gaat de eerste verder. De jongen zegt dat hij het ook niet weet. Ik vermoed dat hij bij ABN Amro werkt. Die bank is zojuist speelbal geworden.

Nee, nou ja, zegt de ING-jongen in een poging de dag te duiden. Het befaamde bloed door de straten, dat was ook wel even nodig. Nu doet hij overdreven ludiek, hopend dat het gesprek niet ongemakkelijk wordt.

We zijn inmiddels bovenaan de roltrap. De jongen van ABN bevestigt zijn gesprekspartner opnieuw, op een manier die doet vermoeden dat hij het helemaal niet zo nodig vond, dat befaamde bloed door de straten. Dan vervolgen de twee hun gesprek en loop ik de andere kant op.

Dit was gisteravond op Utrecht Centraal, aan het einde van een bizarre beursdag waarop bleek dat de crisis nu ook bij ons is geland. GROOTSTE VERLIES AEX INDEX SINDS 1987, hoofdletterde de NOS.

In de Verenigde Staten kreeg Bush zijn plan van 700 miljard dollar er niet doorheen. Het congres stemde tegen. Vreemd, want George W. had zijn plan nog wel zo goed onderbouwd, zo verklaarde hij na de stemming. We’ve got a big problem, so we came up with a big plan.

Bij ons was er vooral slecht nieuws voor Fortis. Die bank werd nog maar net behoed voor omvallen. En dat omvallen, dáár wilde ik het nou eens graag over hebben. Dat werkwoord is namelijk wat mij het meest bezighoudt aan deze crisis.

Want wat is dat toch, dat banken tegenwoordig omvallen? Dat woord slaat toch nergens op in dit verband? Ik ben overigens beslist niet de enige die dit vindt. Neem Jan Blokker, held van beroep. Hij schreef:

Als ongelukkigerwijs een bank in ernstige problemen komt, dan gaat zij over de kop, op de fles, naar de ratsmodee, de bliksem, de maan (of regelrecht god) – maar valt niet om.

Precies!

Omvallen, dat doen irritante voetballers, niet banken. Neem bijvoorbeeld Francesco Totti. Dat is een Italiaan die geweldig kan pingelen, maar je hoeft maar naar hem te kijken en hij valt om.

Als het aan mij ligt, valt er helemaal niets om. Alleen dominostenen. Daar komt de uitdrukking natuurlijk vandaan, maar voor banken is het woord simpelweg te lullig. Miljarden euro’s staan op het spel en iedereen heeft het maar over dat zachtaardige, goedmoedige omvallen. Alsof een paar mensen even de verkeerde kant op hebben gekeken.

Hé, jij zou toch op de bank letten? Nou sta je weer met je moeder te bellen en is de bank omgevallen. Hebben we dat weer. Ga de minister maar bellen.

Het is herfst, de banken vallen om.
.

donderdag, september 25, 2008

Als een drol in een badkuip

Het hondje van Rintje Ritsma heet Bef. Ik vind dat nieuws. Het is iets dat mij bezighoudt. Ik zag de drie letters vanochtend in de krant staan en merkte dat mijn hart een sprongetje maakte. Er is een kredietcrisis, maar Bef staat dus ook gewoon in de krant.

De kredietcrisis sluimert al een tijdje, maar ontwikkelt zich hoe langer hoe sneller tot een KREDIETCRISIS. De wereld is in rep en roer. We're in the midst of a serious financial crisis, our entire economy is in danger, aldus George W. Bush. America can slip into a major panic, voegde hij er aan toe.

Dit is volgens Bush een decisive moment. En daarmee is het officieel. Paniek in de tent.

Ik dacht altijd: bij een wereldschokkende gebeurtenis (Cubacrisis, Kennedy vermoord, Muur gevallen) wordt de wereld ineens voor iedereen helemaal anders. Dan beseft ook de buurvrouw: dit is wat, hier is iets aan de hand!

De Historische Gebeurtenis, ik stelde me altijd voor dat die levens zou beheersen. De levens van iedereen. Alles ontwricht. Iedereen in de ban van Dat Ding. De wereld tot stilstand gekomen.

Het suffe is nu dus dat dat helemaal niet het geval is. Nu met de kredietcrisis zoek ik naar die ene voorpagina, maar die is er niet. Er is niet dat moment waarop het ineens, pats boem, kredietcrisis is. We glijden er gewoon langzaam in, als een drol in een badkuip.

Ergens is dat jammer. Niet die ene kop in chocoladeletters voor mij. En het is ook raar. Omdat de wereld gewoon doordraait.

In feite verschijnt die ene krant met de onheilstijding elke dag opnieuw. En dan mag het historisch nieuws zijn, als je het leest zit je gewoon te ontbijten. De radio staat aan, je hapt wat in brood en je kijkt eens op je horloge.

Haal ik de trein nog? En wat staat er in over de wedstrijd van gisteren?

En we mogen dan met zijn allen in een diepe crisis zitten, je moet gewoon naar je werk. De supermarkt heeft gangmakers in de aanbieding. De krant staat vol met ander nieuws. Het hondje van Rintje Ritsma heet Bef.
.

zondag, september 21, 2008

Nummer 27281 zegt het zoals het is

Tien Engelse mijl. Zestien kilometer en een beetje. Vandaag was het tijd voor de Dam tot Damloop. Van Amsterdam naar Zaandam, voor mijn eigen eer en natuurlijk die van Headline.

Vanochtend al kon ik vaststellen dat mijn voorbereiding niet vlekkeloos was geweest. Naar zo’n evenement moet je toewerken en liefst de af te leggen afstand een paar keer in de benen hebben. Ik sjouw heus wel een eindje weg, maar meer dan ruim veertien kilometer had ik in mijn leven nog niet gelopen.

Toen ik in april hoorde dat ik vandaag mee zou doen, begon ik onmiddellijk fanatiek met trainen. Zo fanatiek, dat ik dat eind mei ook wel weer had gezien. Goedzo, inderdaad. Plan B: loopschoenen mee naar Frankrijk en in de laatste weken nog behoorlijk wat kilometers.

Er was een richttijd: een uur en vijftien minuten. Dat moest te doen zijn.

Poepen. Dat was vooraf mijn grootste angst. Als je gaat hardlopen zet je dingen in werking. Dat je net een eindje op weg bent en dat het dan begint te borrelen, dat heb ik wel eens gehad.

Repareren met enkele staaltjes flatulentie, dacht ik toen. Het mocht die dag niet baten. Mensen zeggen altijd dat je je lichaam moet ontspannen als je sport, maar daar kon geen sprake van zijn. Het waren aanspannende laatste meters naar huis. In een hoek van negentig graden haalde ik home base.

Op tijd. Vandaag had ik gelukkig nergens last van.

Volgende punt van loopzorg: ritme. Zonder ritme geen resultaat, luidt mijn filosofie. Onderweg van Dam tot Dam moest ik zorgen dat ik een lekker ritme te pakken kreeg. En dat dan volhouden. Op de laatste meters na waren de eerste meters daarom de lastigste: klaar voor een vliegende start, hobbelde ik minutenlang in een mensenmassa over de Prins Hendrikkade.

De navolgende IJtunnel bracht verlossing. Daar was ruimte. En daar waren ook al meteen heel veel hijgers; mensen die na vijfhonderd meter alweer zo buiten adem waren dat ze als dankbaar slalomobject konden fungeren.

Het was een mooie tocht, van Dam tot Dam. Veel orkesten en overal mensen, waarvan er veel vanuit hun tuin ook een muzikale bijdrage verzorgden. De één een Amsterdamse meezinger, de ander een strakke beat.

Dat het volksfeest dat men er her en der van maakte soms ook zorgde voor de geur van schraal bier en frituurvet, mocht de pret niet drukken.

Onderweg zag ik dikke mensen en dunne mensen, lange mensen en korte mensen, oude mensen en jonge mensen, allemaal in gevecht met zichzelf.

Mijn eigen worsteling met hoofd en benen bracht me na 1.12.30 uur op de Zaandamse Peperstraat. Daar maakte Janne rond 1.13.00 uur de foto hierboven. Na één uur, dertien minuten en eenentwintig seconden passeerde nummer 27281 de finish. Hijg.
.

vrijdag, september 19, 2008

De wreedheid van de eighties

In Utrecht organiseren ze, evenals in veel andere steden, regelmatig feesten die een decennium als thema hebben. Meestal wordt er gekozen uit een van twee decennia: de jaren tachtig en de jaren negentig.

De jaren tachtig omdat er toen zulke foute muziek gemaakt werd dat een herbeleving ervan meestal een prettig foute avond oplevert. De jaren negentig omdat er toen vette muziek gemaakt werd.

Ik ben altijd wel in voor een goeie nineties party. Fijn uit je plaat op lompe housebeats uit een tijd dat de veertig subgenres die nu bestaan allemaal nog moesten worden uitgevonden. En ook gewoon die strakke rock en hip of hop uit de eerste helft van dat decennium knalhard in je oren. Lekker.

Ondertussen heb ik heus geen disrespect voor eighties parties, hoor. Helemaal niet. Maar ik kan me goed voorstellen dat ze kampen met teruglopende klandizie. Alles wat ook iets met de jaren tachtig te maken heeft, staat tegenwoordig immers in een kwaad daglicht. Het is jarentachtigafrekentijd.

Het begon met Wijnand Duyvendak, die zich moest verantwoorden voor zijn actieverleden. Jacqueline Cramer was de volgende en de uitdijende inktvlek raakte uiteindelijk ook simpele burgers. Tegenwoordig moet zo ongeveer iedereen zich verantwoorden voor zijn eigen eighties.

Omdat ik voor van alles ben en transparantie en openheid daar onder vallen, doe ik bij deze heel eighties een boekje open over mijn jaren tachtig. Ik voel mij moreel verplicht. Trots op mijn actieverleden en mijn zonden in die periode ben ik niet, maar wat is gebeurd, dat is gebeurd. Het oordeel van de publieke opinie treed ik tegemoet met geheven hoofd.

Allereerst: het voetballen met Harm in de Eerste Oosterveldstraat. Onze gebrekkige balbeheersing had ons voorzichtig moeten maken, maar we waren roekeloos. Per verkeerde bal legde een dozijn viooltjes het loodje. Wij waren in een andere wereld, verliefd op de bal. We gingen gewoon door.

Schattingen lopen tegenwoordig uiteen. Lokale autoriteiten spreken van ‘enkele honderdtallen gesneuvelden’ en ‘een massaslachting’.

Er waren avonden dat ik zei dat ik mijn tanden had gepoetst, terwijl dat niet zo was. Ik had, rekening houdend met een controle van het gezag, alleen mijn mond gespoeld en de borstel nat gemaakt, en was daarna op bed gaan liggen, om daar vaak ook nog stiekem te lezen in een boek dat eigenlijk alweer bij de bibliotheek had moeten liggen.

Midden jaren tachtig heb ik eens een langpootspin al zijn poten uitgetrokken, iets wat ik in dit decennium (en de komende) niet meer zou durven. In mijn herinnering bleven de afgerukte pootjes nog even kronkelen op de stoeptegel, wat mijn plezier zeker vergrootte.

De wreedheid van de eighties.

En er is meer. Ik zag die medespeler wel vrijstaan, tussen de middag in groep 4 toen ik op de lat schoot. Ik had dus wel gesnoept voor het avondeten en ik kwam niet een half uur te laat thuis omdat mijn horloge stilstond.

Ik vond John van Loen een geweldige spits.
.

dinsdag, september 16, 2008

Babbelmoekes en een mannenbroeder

Ieder jaar vraag ik me hetzelfde af: wat zijn dat voor mensen, die afreizen naar Den Haag om er met Koninginnedag langs de kant van de weg te gaan staan, met hun oranje hoedjes, oranje shirtjes en oranje boa’s, om te kijken naar onze vorstin in een kar?

Ik spreek trouwens over mensen, maar het gaat in dit geval vooral over vrouwen. Geen carrièrevrouwen of vrouwen die zich anderszins afficheren als powerladies, maar mutsen van een verschrikkelijke soort. Libellelezende plastic tuinstoelzittende gezelligzeggende babbelmoekes.

We komen hier ieder jaar, zag ik een groepje van die mutsen juichen op tv.

Overigens zijn het niet alléén maar vrouwen natuurlijk. Langs de route die de Gouden Koets aflegt zitten en staan ook mannen. Eén mannenbroeder kwam ik tegen op NU.nl. De 57-jarige man kwam in de Hofstad ‘herinneringen ophalen’. Hij was er vijf uur voor opgestaan.

Ik las het en liet een traan. Waarom, vroeg ik mij af. Waarom in vredesnaam?

Om elf uur vanochtend was Den Haag al volgestroomd met Oranjefans. Daar moeten ook mensen bij hebben gezeten die er speciaal een vrije dag voor opnamen.

Je ziet het voor je. Een maandagochtend in februari en Hettie zit met de rooie vlekken in haar nek achter haar bureau. Ze hoopt maar dat het mag, want de rest van het groepje heeft al vrij en gaat sowieso.

Frits? Ik wilde je iets vragen. Mag ik vrij, de derde dinsdag van september? En de woensdag erop ook? Dan gaan we nakletsen bij Annie – ik neem dan altijd zelfgebakken appeltaart mee – en de oranje spullen naar zolder brengen en de foto’s laten ontwikkelen. Zo gezellig.

Maar het kan natuurlijk altijd erger. Als je bijvoorbeeld behoort tot een van de Nederlandse studentenweerbaarheden, dan sta je de derde dinsdag van september een dag lang in de houding langs de route. Met in je nek die kletsmachines.
.

maandag, september 15, 2008

Hossen zingen drinken lachen

Daar zit ik dan. Thuis. In Utrecht. Onder het raam stopte zojuist een stadsbus, maar verder is het rustig hier. Nog even dit stukje tikken en dan is het weer mooi geweest voor vandaag.

Deze situatie, ik in Utrecht en zo onder de wol, het bevalt me maar niks. Ik mag dan in Utrecht wonen, Grouster voel ik me ook nog steeds. En nu wil het geval dat heel veel Grousters het nog lang niet mooi geweest vinden voor vandaag. Heel veel Grousters gaan – en ik kan dit niet genoeg benadrukken – terwijl ik dit tik, knalhard uit hun plaat.

Ze dansen. Ze drinken. Ze maken er wat moois van. Want het is Grouster Merke.

En ik was er graag bij geweest in Grou. Ik had een prima weekeinde, daar niet van, met een tuinfeest op vrijdagavond en een barbecue op zaterdag, maar toch, de Grouster Merke, merk ik nu ik hem zomaar niet meemaak, daar moet ik gewoon bij zijn.

Voor mij begint de merke altijd pas op zondagavond, als de optocht voor de Stappersjûn zich in beweging zet. Dan is het een avond lang feesten en hossen, om vervolgens zo goed en zo kwaad als dat gaat de wekker te zetten, want maandagochtend wacht opnieuw een hele klus: matinee in de sporthal.

Dat is nog een keer hetzelfde, maar dan overdag. Feesten en hossen en een biertje of twee. Je komt eens iemand tegen, je zet je ene been voor de andere en weer terug, je bestelt nog eens wat, hartstikke gezellig.

Na het matinee verplaatst iedereen zich naar het centrum, want daar zijn de volksspelen. Spijkerpoepen, ringsteken, sumoworstelen, je kent dat wel. Mooi.

En dan, als dat ook is geweest, dan is het de kunst om vol te houden. De ervaring leert dat je tegen het einde van de merkemaandagmiddag een goed gevoel voor evenwicht moet hebben – wat juist dan best lastig kan zijn. Je moet namelijk de teugels laten vieren, even gas terugnemen, maar niet volledig in de rust gaan: dan ben je gezien. Dan ga je neer. KO. En dat wil je niet, want maandagavond moet je weer naar de sporthal, voor de finale.

En dus moet je een hapje eten en even zitten. Niet liggen. En dan weer hossen zingen drinken lachen.

De Grouster Merke is een mooi verhaal, ieder jaar weer. Voor mij dit jaar geen zicht op kruipende mensen in de hoofdstraat, geen zevensprong en evenmin een polonaise. En nu ik er zo over nadenk: ook geen natte maandagavondscheten in de sporthal. Die horen er namelijk ook bij.

Volgend jaar ben ik er weer bij.
.

woensdag, september 10, 2008

Mickey Rourke kijkt in de spiegel

Eens in de zoveel tijd besluit ik dat iemand een held is. Gewoon, omdat ik helemaal zelf bepaal wie mijn helden zijn. En omdat het leuk is te bedenken waarom iemand de heldenstatus verdient, zoals het ook leuk is je nog even om te draaien wanneer de wekker al is gegaan.

Deze week is het weer zover, Mickey Rourke is een held.

Voor wie niet weet wie Mickey Rourke is: Mickey Rourke is een acteur, bijna 52 jaar oud en beroemd geworden in de jaren tachtig. Begin jaren negentig ving hij nog een godsvermogen voor zijn rol in Harley Davidson and the Marlboro Man, snel daarna pakte hij zijn bokscarrière weer op. De laatste jaren was hij vooral in het nieuws door mislukte cosmetische operaties.

Nu is Mickey Rourke terug in de schijnwerpers. Voor zijn rol in The Wrestler kreeg hij in Venetië de Gouden Leeuw toegeschoven. In de film speelt Mickey Rourke een soort Rocky Balboa: een ouwe man die de ring maar weer instapt, omdat ie het anders ook niet weet.

De Gouden Leeuw voor een kleine film, het verhaal van de film zelf; de parallellen met het leven van Mickey Rourke zelf zijn gauw gelegd. Dat weet Mickey Rourke zelf natuurlijk ook. Ik heb me vijftien jaar op deze rol kunnen voorbereiden, zei hij in Venetië.

Goed gezegd, Mickey Rourke! Een lekker onbekommerde uitspraak waarmee je de angel uit de beeldvorming haalt. Wat Mickey Rourke namelijk tot held maakt: terwijl de hele wereld hem afschreef en zich vermaakte met zijn dramatisch vervallen uiterlijk, was Mickey Rourke zielsgelukkig. En hij is het nog steeds.

Met zichzelf en met zijn chihuahua’s.

Dat is knap. Tik ‘Mickey Rourke Plastic’ in op Google en je krijgt een indruk van de hordes mensen die zich hebben zitten verkneukelen om de mislukte aanpassingen die plastisch chirurgen deden aan zijn gezicht.

Aanpassingen die Mickey Rourke nodig vond na ladingen drank en sigaretten, en veel te vaak te laat naar bed. En natuurlijk die bokscarrière.

Na een paar gevechten vertelde zijn dokter hem midden jaren negentig dat zijn hersens aardig op appelmoes gingen lijken. Dokter zei: Mickey, how much are they paying you? Look at your tests - you won't be able to count the money. Mickey Rourke is behalve held ook niet dom: hij stopte met boksen.

Het is natuurlijk ook gewoon zo. Het gezicht van Mickey Rourke is een drama. Lijkt op een willekeurige muppet. Mickey Rourke is ook gevaarlijk veel gaan lijken op Joyce Wildenstein, een freak die bekendheid geniet als catwoman.

Ook Mickey Rourke heeft thuis natuurlijk internet. En spiegels. Dan kijkt ie en dan ziet Mickey Rourke zichzelf. En dan is Mickey Rourke dus gewoon gelukkig. En daarom is Mickey Rourke een held.
.

zondag, september 07, 2008

Door Alaska loopt één spoorlijn

Sarah Palin, de Republikeinse kandidate voor het vice-presidentschap, is de lieveling van de pers. Stuk voor stuk zijn de journalisten dol op haar. Als die namelijk ergens van houden, dan zijn het wel tot de verbeelding sprekende details. En daar loopt Palin van over. Een greep:

Ze jaagt graag; legt regelmatig een kariboe om. Pang. Haar man is kampioen sneeuwmobielracen. Ze houdt van elandburgers. Ze zette haar dienstvliegtuig op eBay. Ze was een beauty queen. Ze was sportverslaggeefster. Haar zoon heet Track.

En dan zijn er nog de details die politieke gevolgen kunnen hebben: ze staat onder verdenking van machtsmisbruik, ze sympathiseert met een partij die streeft naar een onafhankelijk Alaska, haar man is twintig jaar geleden veroordeeld voor rijden onder invloed, haar zeventienjarige dochter is vijf maanden zwanger.

Over dat laatste: op het NOS-Journaal hoorde ik daar een goede verklaring voor. In Alaska is voor jongeren niet zoveel te doen en het is er meestal gauw donker. En 1 + 1 = 2.

Maar wat eigenlijk het mooiste detail is, een enorm detail: ze komt uit Alaska. Alaska is een bizarre staat. Allereerst: het is gigantisch. De staat meet anderhalf miljoen vierkante kilometer, 1.481.347 m2 om precies te zijn. Omstreeks tweederde daarvan is natuurgebied (geen wonder dat Palin van jagen houdt).

Ondertussen woont er bijna niemand: ongeveer 650.000 mensen. Dat is minder dan één per vierkante kilometer. De hoofdstad, Juneau, is zo groot als pakweg Heerenveen. Als je in Juneau woont, overigens, dan ben je mooi klaar. Geen enkele weg leidt vanuit die plaats naar een andere stad, naar een ander land, of waar dan ook naartoe.

Door Alaska loopt één spoorlijn.

Ter vergelijking: Nederland meet ruim veertigduizend vierkante kilometer. Alaska is dus 36 maal zo groot als Nederland. Conclusie: in Alaska gebeurt nooit wat. Nooit.

De grap is: Barack Obama wordt constant verweten dat hij geen ervaring heeft. Nog niks meegemaakt, zegt McCain dan. Zelf is hij inmiddels 72, dus de 47-jarige Obama zou kunnen kaatsen dat McCain het meeste inmiddels wel heeft meegemaakt.

En nu komt McCain dus met Palin, Sarah Palin uit Alaska. Die staat die niet grenst aan één van de andere Verenigde Staten van Amerika. Die staat met die ene spoorlijn. Dat natuurgebied.

Als McCain mede dankzij of ondanks deze zet de strijd wint, dan is hij geniaal én een ontzettende lijpo. Dan is hij, zogezegd, knettergek.

Afgelopen week presenteerde Sarah Palin zich aan Amerika en de wereld. Hallo, ik ben een hockeymoeder, zei ze. Onder andere.
.

maandag, september 01, 2008

We zagen ze vliegen

Je kunt er verheven over doen. Proberen er een hoger doel aan te koppelen. Er een ideaal aan te verbinden. Het zien als een kleine schakel in een groots verband. Maar het is, all in all, natuurlijk gewoon ontzettend lekker, twee weken bijna niets aan de Franse zuidkust.

Bijna niets, dat is een wandeling naar het strand voor een strandwandeling. Slenteren naar de zee voor anderhalve schoolslag. Waden door het water, kijkend naar, nou ja, naar niets eigenlijk.

Het is met je hoofd op je handdoek, de zon brandend op je rug, je ogen gesloten en de wereld tot stilstand gekomen.

Ach, smeer jij nog even wat op mijn rug?

Ondertussen is het ook twee weken bijna niets au camping. Vrij naar René Froger: een eigen plek in de schaduw. En altijd iemand in de buurt waarmee ik lekker niets doen kon.

Die schaduw overigens hadden we te danken aan een rij strategisch geplaatste bomen. Maar terwijl ze ons uitstekend van dienst waren met schaduw, boden diezelfde bomen ook onderdak aan ware terroristen.

Systematisch namen enkele campingduiven onze tent onder vuur vanaf een goedgekozen tak. Zure bombardementen in afwisselende kleurstellingen waren het, uitgevoerd met akelige precisie en ijzeren discipline. Onze tent, uit het goede hout gesneden, gaf gelukkig geen krimp. En wij deden waarvoor we gekomen waren. Niets.

We zagen ze vliegen. Over de tent over het toiletgebouw. Omdat ze soms in een boom, en soms ook op een grindpad willen zijn.

Met regelmaat hoorden we dat geluid. Pets! Wisten we dat ze er weer waren. Pets! Ze opereerden in groepsverband. Pets! Het geluid van onze enige tegenslag die twee weken.

Al was er ook nog l’odeur. Ah, l’odeur!, riep de buurvrouw uit. In een redelijk vloeiende zin had ik haar even daarvoor gewezen op de lucht die vanuit hunner poubelle onze neuzen in zuchtte. Le mot juste, lucht, geur of stank, ik had er niet op kunnen komen.

L’odeur dus. Afkomstig uit de vieze luiers van Baptiste. Drie jaar nog maar en elke dag ontvanger van minstens zoveel tikken van vaderlief. Gezellig.

Was het buurman die sloeg tijdens het verblijf van het gezin Baptiste, dankzij het opvolgende oudere echtpaar waren wij aan de beurt. Van het zware parfum van mevrouw sloegen we iedere ochtend weer stijl achterover. Bonjour!
.

vrijdag, augustus 15, 2008

Een suffe blockbuster uit 1991

Een conflict op de Kaukasus en we kunnen maar niet bedenken wat we er nu van moeten vinden. Maar ja, wat wil je ook: er komen zoveel tegenstrijdige, verwarring zaaiende berichten uit Georgië.

De Russische regering vertelt een verhaal over terugtrekken en vluchtelingen helpen. De Georgische regering spreekt van oprukkende Russische tanks. Georgische media berichten over bruut optreden van de Russen. Russische media prijzen het nobele handelen van de Russische soldaten. En dan zijn er ook nog de Westerse media, die de ene keer een naar bericht bevestigen, een andere keer zo’n bericht ontkrachten, en vaak elkaar tegenspreken.

Verwarring alom. En dan zijn er ook nog de gruwelijke beelden. Zinloos geweld op grote schaal, aangestuurd door nationale regeringen. Met – niet alleen voor Nederland – als dieptepunt de dood van cameraman Stan Storimans.

We zijn het allemaal niet meer gewend.

We zijn schone oorlogen gewend. Heldere oorlogen. Aan de ene kant Goed, ondersteund door overleg, consensus en democratie. Aan de andere kant Kwaad, geschraagd door bruut geweld en algehele tereur.

We zijn precisiebombardementen gewend. Slimme bommen. Soldaten uitgerust met ladingen hightech. We zijn gewend aan oorlog, maar dan wel aan oorlog waarbij er geen ellende in je gezicht gaat zitten.

En nu is er ineens dat conflict in Georgië. De Koude Oorlog is terug. Roestige tanks rollen over modderige bergweggetjes. Een en al schimmigheid, testosteronbeleid en zinloos bloedvergieten.

Het lijkt op de plot van een suffe blockbuster uit 1992. Maar Stan Storimans is dus wel gewoon dood.

Het maakt onzeker. Maar één ding weten we nu wel: dat je het niet weet, wat er allemaal gebeurt in een oorlog. Wat er achter en voor de schermen allemaal wordt uitgespookt. Iedereen is in Georgië, maar niemand kan zeggen hoe het echt zit. Daardoor wordt ook in de media keihard oorlog gevoerd. Rusland, Georgië, Amerika, de Europese Unie, iedereen gaat er vol in.

Zelf zitten we ook in een oorlog. Dat is dan weer een schone oorlog. Uit Afghanistan komen nooit tegenstrijdige berichten. De Taliban hebben geen minister van Informatie en Media. Misschien is dat een reden.
.